De praktijk van het 3-30-300-principe |
|
|
|
|
| 371 sec |
Iedere gemeente geeft eigen draai aan vuistregel
Verstedelijkte gebieden krijgen steeds meer te maken met hittestress als gevolg van klimaatverandering. Dit noopt lokale overheden tot aanpassingen van de beleidsplannen, vaak met gebruikmaking van de nieuwste tools en inzichten. Eén van deze hulpmiddelen is de 3-30-300- vuistregel. Omdat iedere gemeente te maken heeft met andere omstandigheden, uitdagingen en financiële middelen, geven ze er allemaal een eigen draai aan. En dat is precies de bedoeling; het principe is niet in steen gebeiteld. Boomzorg spreekt drie gemeentes over hun groenbeleid en de toepassing van deze 3-30-300-vuistregel.
20.000-bomenproject in de gemeente Gennep. Vrijwilligersorganisatie IVN verzet hiervoor bergen. |
Met een vaak smallere portemonnee staan gemeentes momenteel voor één van de grootste uitdagingen van deze tijd. Om klimaatdoelen te behalen, wordt de urgentie van het nemen van passende maatregelen steeds hoger. De 3-30-300-stelregel, ontwikkeld door Cecil Konijnendijk, biedt handvatten om vergroening van verstedelijkt gebied gestructureerd aan te pakken. En niet alleen dat; wie zich verdiept in de filosofie van Konijnendijk, krijgt een breder perspectief op groenontwikkeling in de stad. Vergroening is niet enkel een kwestie van bomen tellen; groen moet een samenhangend ecosysteem gaan vormen, met aandacht voor biodiversiteit. Urban forestry heet dat.
| Cecil Konijnendijk, bedenker van het 3-30-300-principe |
|
|
Urban forestry in de praktijk
Het realiseren van samenhang in het ecosysteem is een mooie uitdaging, maar kan een stuk weerbarstiger zijn in de praktijk. Djorn Noordman, beleidsmedewerker openbare ruimte van de gemeente Haarlem: 'Haarlem is een compacte stad met vaak versteende en fijnmazige wijken rondom de binnenstad. Vergroening vraagt dan behoorlijk wat creativiteit en bereidheid. Meer groen in die wijken betekent bijvoorbeeld minder ruimte voor auto's. Maar we kunnen bijvoorbeeld ook kijken naar het toegankelijker maken van onze besloten begraafplaatsen. Dit zijn behoorlijk grote en statige terreinen. Hoe zou het zijn als we die open zouden stellen en er parken van zouden maken? Zo creatief moet je dus kijken.' Vergroening vraagt niet alleen om offers, maar is soms niet eens mogelijk. 'Je hebt ook te maken met wat er zich onder de grond bevindt', vertelt Christine Naaijen, beleidsmedewerker openbare ruimte van de gemeente Gennep. 'Je moet rekening houden met kabels en leidingen, dus je kunt niet zomaar overal een boom planten. Wortels moeten de ruimte hebben om te groeien. Dat betekent dat je soms een bewoner moet teleurstellen.' Toch moet je je daar niet zomaar bij neerleggen, vindt Naaijen. 'Je zou kabels bijvoorbeeld aan één kant van de weg kunnen leggen, of misschien zijn er andere technische oplossingen. Hiervoor moet je wel collega's van andere beleidsterreinen en externe partijen op één lijn zien te krijgen. En dat is best lastig.'
|
'Bij het planten van een boom moet je ook rekening houden met wat er zich onder de grond bevindt'
| |
|
| Haarlemmers konden hun inspraakreactie geven op het groenbeleidsplan, waaronder de ontwikkeling 'Stad tussen de bomen' in de wijk Schalkwijk. |
|
|
Ook de opgave om op korte termijn grote nieuwbouwprojecten te realiseren, staat op gespannen voet met behoud van de balans in het ecosysteem. Stadsecoloog Diny Tubbing, werkzaam bij de gemeente Delft: 'We zitten met een grote verdichtingsopgave; dat betekent dat de openbare ruimte zal verdichten. Gelukkig hebben we wel al een kader voor natuurinclusief bouwen en ontwikkelen.' Voor bestaande bouw is het realiseren van samenhang in het ecosysteem overigens niet zozeer een kwestie van doelsoorten behalen, maar van condities creëren, vindt Tubbing: 'Als je groene structuren koppelt en natuurinclusief bouwt, creëer je voor dieren kansen om zich te vestigen.' Een logische benadering; gedrag van dieren laat zich nu eenmaal niet in doelen vastleggen.
3-30-300 in de praktijk
De vertaling van de 3-30-300-vuistregel naar concreet beleid wordt per gemeente anders ingevuld, zo blijkt. De gemeente Gennep heeft een heldere doelstelling: in acht jaar tijd moeten er 20.000 bomen in de gemeente worden geplant. 'Dat komt neer op 2500 bomen per jaar', rekent Naaijen ons voor. 'In 2020 zijn we hiermee gestart en we zijn goed op weg. De bomen worden geplant in woonwijken en op bedrijventerreinen, niet per se op gemeentegronden. Bij particulieren en in het buitengebied kan ook.'
| Op de Boomfeestdag: inrichting buitenterrein van het nieuwe Kind Expertise Centrum in Gennep, samen met twee wethouders, vrijwilligers van IVN en leerlingen |
|
|
De gemeente Haarlem heeft net de inspraakactie voor het nieuwe groenbeleid 'Haarlem gaat op groen' achter de rug, waarbij voor de vuistregel van Konijnendijk een breed draagvlak was. Het is nu aan de gemeenteraad om een besluit te nemen. 'Ik verwacht niet dat de vuistregel van tafel gaat', zo stelt Noordman ons gerust. Op onderdelen is de stelregel echter niet altijd even haalbaar. De gemeente Haarlem past de 3-norm en de 300-norm wel toe, maar geeft een andere draai aan de 30 procent kroonbedekking. Noordman: 'Wij hanteren in plaats daarvan de norm 30 procent groenoppervlak, omdat we de norm vertaald naar kroonbedekking niet halen. Wat betreft het groenoppervlak zijn we er nog niet, maar dat is zeker wel haalbaar.' Tubbing ziet juist de meerwaarde van de 30 procent kroonbedekking voor de gemeente Delft: 'Dit is in het kader van klimaatverandering en hittestress een belangrijk element', vindt ze. 'Wij hebben te maken met een herplantplicht wanneer een boom vervangen moet worden. Maar bij herplanting wordt niet gekeken naar het beschaduwingspercentage of bladkroonoppervlak. Door het 30%-principe kijk je breder dan alleen naar het vervangen van een boom. Een boom van 30 jaar oud met een groot kroonoppervlak is nu eenmaal niet te vergelijken met nieuw boompje. Dat kan betekenen dat je voor deze oude boom misschien wel vijf of zes terug moet plaatsen.'
| In de wijk Vrijenban liggen tussen de lage flats diverse groene (speel)plekken. De bewoners hebben zicht op grote bomen en de plekken dragen bij aan een groter aantal ontmoetingen. |
|
|
|
'Een boom van 30 jaar oud met een groot kroonoppervlak is niet te vergelijken met een nieuw boompje'
| |
|
Andersom vindt Tubbing de 3-norm juist lastig. 'Wat houdt dat in, uitzicht op drie bomen? Vanuit een flat zie je er namelijk meer. En wat voor bomen: grote, kleine?', vraagt ze zich af. Wat de 300-norm betreft, is het haar duidelijk dat dergelijke groenplekken er moeten zijn. Dat kunnen ook steppingstones zijn, waartussen dieren zich kunnen verplaatsen, vindt ze. Het is goed voor de biodiversiteit en het is een koelteplek in de stad waar mensen elkaar kunnen ontmoeten. 'Maar het is niet gedefinieerd hoe groot zo'n plek moet zijn', zegt Tubbing. 'Tegelijkertijd is nog niet duidelijk wat het effect is van zo'n plek op klimaatadaptatie.'
Meerwaarde
Hoewel de drie gemeenten de vuistregel op hun eigen manier invullen, zien de geïnterviewden er allemaal de meerwaarde van in. 'Het is vooral simpel uit te leggen', vindt Naaijen. 'Het geeft ook meer inzicht. Zo kun je aan burgers uitleggen dat je met je bomenbeleid gestructureerder aan het werk gaat.' 'Als je het één keer hebt gehoord, blijft het hangen', beaamt ook Noordman. 'Tegelijkertijd creëer je kaders als je het hebt over vergroenen. Of iets ver is of niet, bereikbaar of niet, is heel subjectief. Nu maak je het concreet.' Voor Tubbing is de richtlijn eveneens een goed communicatiemiddel. 'Als je een richtgetal hebt, wordt het ook makkelijker om te zeggen wat er noodzakelijk is', zegt ze. 'Eerder waren onze data wat versnipperd. We krijgen nu veel meer inzicht, bijvoorbeeld in de tuinen. Daarmee kun je dus ook in wijken waar veel hitte is gerichter vergroeningscampagnes voeren, bijvoorbeeld met een tegelwipactie.' De data zal de gemeente Delft onder andere ontlenen aan een onderzoek dat onlangs door Cobra Groeninzicht is uitgevoerd. De gemeente is nog in afwachting van het resultaat.
De waarde van groen
Vanwege beperkte financiële middelen moeten gemeentes keuzes maken in hun groenbeleid. 'Wij hebben geen budget om een analyse te laten doen door Cobra', zegt Naaijen. 'Maar onze beheerders weten wel waar de boomwoestijnen liggen, dus het is de vraag of een onderzoek het verschil zou maken. Als het in de praktijk geen meerwaarde heeft, kunnen we het geld beter in de bomen stoppen.' Een beperkt budget vraagt ook om creatief denkwerk. 'Als je bijvoorbeeld rioleringswerkzaamheden gaat doen, moet je meteen kijken hoe je het groen daar kunt versterken', vertelt Tubbing. 'Meekoppelkansen' heet dat. 'Het is een integrale benadering, die je niet alleen vanuit groen kunt inzetten. Het is niet alleen stenen weghalen; je moet bijvoorbeeld ook toe naar een 30km-weg, waardoor je de weg anders kunt inrichten. Ik denk dat het met zo'n integrale gebiedsbenadering financieel ook mogelijk moet zijn.' De olifant in de kamer is hier eigenlijk dat aan vergroening en biodiversiteit geen geld wordt verdiend, waardoor groenbeleid vaak als sluitpost van de begroting wordt gezien. Noordman wil zich hier sterk voor maken: 'Je moet groen niet zien als een kostenpost; je moet sturen op de baten. Dit doe je door groen waarde te geven. Waarvoor ligt het hier en wat voegt het toe aan de biodiversiteit, de wateropgave, het beperken van het hitte-eilandeffect? Als je iets geen waarde geeft, wordt het waardeloos en krijg je discussies als: 'dat grasveld kan wel weg, dan kunnen we daar parkeerplaatsen maken'.'
|
'Als je iets geen waarde geeft, wordt het waardeloos'
| |
|
| In de zomer is het goed toeven onder een grote oude boom in het Kenaupark in Haarlem. |
|
|
'Het wordt steeds duidelijker dat er een correlatie bestaat tussen groen en gezondheid', zo doet ook Naaijen een duit in het zakje. 'Je moet veel meer aan preventie gaan denken. Als je een mooie omgeving hebt waar mensen rust kunnen zoeken, versterkt dat de gezondheid. Dat betaalt zich op termijn terug. Het is de mooiste investering die er is. Niet alleen voor natuur en landschap, maar ook voor welzijn en welbevinden.'
Gemeenschappelijke opgave
Wat de drie gemeentes delen, is het belang om van vergroening een gemeenschappelijke opgave te maken. Het mes snijdt hierbij aan twee kanten. Enerzijds vergroot je de betrokkenheid van bewoners en bedrijven, anderzijds werkt het kostenbesparend. Tubbing constateert dat het besef bij het Rijk dat er meer groenbeleid moet worden gevoerd gelukkig sterker wordt, maar vindt dat iedereen zijn rol hierin moet pakken. Dat besef moet nog wel landen, meent ze. 'We willen graag een vogel in onze tuin, maar dan moeten we af van die stenen. Tegelijkertijd willen we ook graag onze auto voor de deur parkeren.'
| Langs de grachten sieren bomen de historische binnenstad van Delft. |
|
|
Ook Naaijen ziet het 20.000-bomenproject als een gemeenschappelijke opgave: 'Wij hebben de insteek gekozen om dit samen met burgers en bedrijven te doen. Daarbij willen we particulieren faciliteren, bijvoorbeeld door inrichtingsplannen met bomen te financieren vanuit een Fonds Kwaliteitsverbetering Buitengebieden en hen van advies te voorzien. Als mensen een zetje krijgen, levert dat ook weer extra groen op.' Ook met Operatie Steenbreek hoopt de gemeente burgers te betrekken bij het vergroenen van de eigen leefomgeving. De Haarlemse Stichting Parkmanagement Waarderpolder wil in samenwerking met de gemeente een bomenfonds oprichten voor het vergroenen van bedrijventerrein Waarderpolder. 'Het initiatief voor deze stichting kwam van de ondernemers zelf. Omdat er volledig gebouwd mag worden op het terrein, is er vaak geen ruimte om te vergroenen of aan een herplantplicht te voldoen', vertelt Noordman. 'Met dit initiatief kunnen bedrijven bijdragen aan vergroening op het bedrijventerrein. Er zijn al zeker 25 echt geïnteresseerden die willen investeren.' Samenwerken is dus het sleutelwoord om te komen tot een succesvol groenbeleid, verzekert Noordman ons. 'Tussen de gemeente, de ontwikkelaar of eigenaar én de bewoners. Dit willen we ook uitdragen. Het is zoeken naar de juiste mix, maar je hebt ze alle drie nodig.'
-
Christine Naaijen, gemeente Gennep
-
Djorn Noordman, gemeente Haarlem
-
Diny Tubbing, gemeente Delft
|
Vlnr: Christine Naaijen, Djorn Noordman en Diny Tubbing
Groene beleidsplannen
De gemeente Haarlem heeft het Groenbeleidsplan 2022 - 2030 ontwikkeld, dat nu bij de gemeenteraad ligt. De raad gaat een keuze maken uit vier beleidsplannen, die zich onderscheiden wat betreft ambitie en tempo.
De gemeente Gennep heeft in februari 2020 het plan van aanpak Meer bomen in Gennep vastgesteld. De ambitie is om in acht jaar tijd (van 2020 t/m 2027) 20.000 extra bomen te planten. Dat zijn er gemiddeld 2.500 per jaar. Ook in het nieuwe Groenbeleidsplan 2021-2031 is aandacht voor klimaat, vergroening en bomen.
|
LOGIN met je e-mailadres om te reageren. |
|
|
Er zijn nog geen reacties. |
Tip de redactie
|
|
Iedereen kan gratis kleine advertenties plaatsen via zijn eigen account.
|
|
|
|