Whatsapp Facebook X LinkedIn RSS feed

Urban Forest Masterplan: hippe term of echt iets nieuws?

ARTIKEL
Facebook Twitter Linkedin Whatsapp
Hanneke Tax, donderdag 8 juni 2023
355 sec


'Gemeentegroen behandelen als een stadsbos is geen optie, maar noodzaak'

Meer kroonbedekking, minder hittestress, betere waterbuffering, groene verbindingen: bijna elke gemeente heeft ambities voor boombeheer. Maar worden die ambities ook concreet? Een Urban Forest Masterplan (UFMP) geeft stedelijk boombeheer handen en voeten.

Cecil Konijnendijk (l.) en Tommy Schriekenberg (r.)
Cecil Konijnendijk (l.) en Tommy Schriekenberg (r.)

Vanuit de lucht zie je bij veel steden de daken van gebouwen, met daartussen meer of minder groene vlekken: een gemengd groen met grijs landschap, een stadsbos. Op de grond zie je de gemeentelijke bomen, dan een hek, schutting of erfgrens. Een boom daarachter valt meestal buiten het blikveld van het boombeleid. Het is een versnipperd beeld, met aantallen bomen waarop meestal een versnipperd beleid gericht is.

Bomenbestand overeind houden

'Versnippering tegengaan is het belangrijkste uitgangspunt van een Urban Forest Masterplan', zegt Tim Jansma, coördinator boomonderzoek bij Pius Floris in Groningen en Bergum. 'Het is een totaalplan voor álle bomen in een gemeente, ongeacht of die op gemeentegrond staan. Als we steden leefbaar willen houden, redden we het niet met de gemiddeld 20 tot 30 procent gemeentebomen; dan moeten we kijken naar het geheel. Naar het hele stadsbos. Zo wordt het UFMP ook gebruikt door steden in de Verenigde Staten: als een integraal plan om een bomenbestand overeind te houden in tijden van klimaatverandering. Maakt niet uit van wie die bomen zijn. Zij werken daar al ruim twintig jaar met dit soort plannen.' Collega Tommy Schriekenberg: 'Gemeentegroen behandelen als een stadsbos is geen optie, maar noodzaak.'


'Een UFMP is een integraal plan om een bomenbestand overeind te houden in tijden van klimaatverandering. Maakt niet uit van wie die bomen zijn'

Werkgroep UFMP

Bij Pius Floris is vorig jaar een werkgroep opgericht rondom het Urban Forest Masterplan. Het doel is om ook Nederlandse gemeenten aan deze methodiek te krijgen. Jansma zit in de werkgroep vanwege zijn specialisatie in communicatie, Schriekenberg van de vestiging Amsterdam is ecologisch adviseur. 'In de werkgroep verzamelen we verschillende disciplines om van alle kanten te kunnen meewerken aan een masterplan', zegt Schriekenberg. 'Daarbij werken we samen met Cecil Konijnendijk, die bekend is van de 3-30-300-regel en meeschreef aan het masterplan van Birmingham.' In maart en april gaf de werkgroep twee masterclasses aan gemeenten over het UFMP; in de loop van het jaar komen er meer activiteiten. De verwachting is dat in 2024 het eerste Urban Forest Masterplan wordt gemaakt.


Verfijnde methodiek

Op de vraag of 'UFMP' vooral een hippe term is om weer eens fris naar het boombeheer te kijken of dat het substantieel iets nieuws te bieden heeft, stelt Schriekenberg: 'Beide: het brengt de beste bestaande ideeën over bomenbeleid bij elkaar. De basisbestanddelen van een UFMP zijn dat je een plan maakt voor álle bomen, inclusief de particuliere. Voor de lange termijn, dus ergens tussen de 10 en 50 jaar. Daarnaast probeer je alle belangrijke stakeholders te betrekken bij de planvormig, zoals lokale natuurorganisaties en vrijwilligersorganisaties, maar bijvoorbeeld ook bouw en infra. Dat zorgt voor het draagvlak dat nu nodig is voor grote ambities. Verder vinden wij het ook waardevol dat het UFMP een uitontwikkelde methodiek heeft om tot een plan te komen. Die methodiek is in de VS al decennia in gebruik voor UFMP's en is steeds verder verfijnd.'


Tim Jansma presenteert de basis van een UFMP
Jansma vult aan: 'Ook op dit vlak werkt het UFMP dus tegen versnippering. De opzet van een bomenbeleidsplan kan in Nederland per gemeente enorm verschillen. Iedereen vindt zijn eigen wiel uit. De vraag is of dat nog past in deze tijd. We hebben allemaal te maken met dezelfde problematiek, die onze gemeentes overstijgt. Het zou helpen als plannen beter vergelijkbaar zijn, zodat we makkelijk en snel van elkaar kunnen leren. Het begint bij het gebruiken van dezelfde methodiek. Dat scheelt energie, is effectiever en ook veel toegankelijker voor buitenstaanders.' Schriekenberg: 'Sommige gemeenten hebben beleid verspreid over verschillende plannen. Het ene meer gericht op visie, het andere op beheer. In een UFMP breng je alles samen vanuit het perspectief van bomen. Visie, beleid, beheer. Het is als een paraplu voor alle activiteiten en thema's, van klimaatadaptatie tot onderhoud.'

De cyclus van het UFMP

De vraag doet zich voor waar een UFMP begint en eindigt. Schriekenberg: 'De methodiek is een cyclus, dus het einde is tegelijk het begin. In het kort: je begint met een nulmeting waarmee je het bomenbestand, je beleid en alle stakeholders bij elkaar brengt en gaat analyseren. Wat hebben we, wat ontbreekt er? Met dat alles op tafel werk je toe naar een gezamenlijke visie en concrete doelstellingen. Die vertaal je naar een zeer gedetailleerd werkplan en tot slot ga je de voortgang meten en monitoren.' Jansma: 'Onderscheidend is dat je vanuit een probleemstelling naar een concrete oplossing toewerkt. Dat gebeurt nu meestal niet. Beleid is vaak een richting, een visie, een kader, maar wordt zelden echt praktisch.' Bij een UFMP pak je volgens Jansma grote thema's aan. Hittestress, bijvoorbeeld, ongelijke toegang tot groen of biodiversiteitsverlies. Vervolgens kijk je hoe je met bomen een verschil kunt maken. Schriekenberg: 'Eerst steek je veel tijd in het meten van het probleem; vervolgens stel je kwantitatieve doelen op om zo'n probleem ook daadwerkelijk te verkleinen.'


'Eerst steek je veel tijd in het meten van het probleem; vervolgens stel je kwantitatieve doelen op om het te verkleinen'

Stok achter de deur

Volgens Schriekenberg en Jansma heeft het alleen zin om met een UFMP aan de slag te gaan als je écht impact wilt hebben. 'Je kunt zo'n plan niet even een jaar in de la laten liggen,' zegt Jansma. 'Aan de doelstellingen is namelijk een gedetailleerd werkplan gekoppeld.' Schriekenberg: 'Wij vinden dat de grote kracht van het UFMP: het is een stok achter de deur die zorgt dat er ook echt iets gebeurt. Je werkt met prioriteiten en je kent verantwoordelijkheden toe aan personen. Ieder krijgt zijn taken en deadlines. Het is niet vrijblijvend.' Maakt dat het niet juist minder flexibel? Jansma: 'Het interessante is dat je wat dat betreft veel kunt leren van steden die al langer werken met een UFMP. Die hebben hun werkplannen realistisch opgezet. Een voorbeeld: je kunt je doelstellingen zó formuleren dat je een doel wel of niet haalt, maar je kunt óók een spectrum maken van slecht tot heel goed. Dat geeft meer bewegingsruimte en dwingt om doelen vooraf goed door te denken en meetbaar te maken.'


Menselijk leerproces

Is het niet begrijpelijk dat gemeentes naar buiten toe niet al te concreet willen zijn met hun plannen? In deze tijd ligt alles onder een vergrootglas. Jansma: 'Dat klopt, maar het betekent niet dat vaag beleid daarop een antwoord is. Op de korte termijn wel, maar op de lange termijn leer je niets. Juist door transparant te zijn en stakeholders mee te nemen in het leerproces kun je draagvlak creëren. Dat zit ook in de methodiek van het UFMP; het is niet voor niets een cyclus. Je stelt doelen, gaat aan de slag, meet de resultaten en stelt betere doelen. Daar hoort bij dat je fouten maakt, verkeerd inschat en dat de realiteit tussenbeide komt. Als je het publiek daar vanaf het begin in meeneemt en open bent, kan dat een kracht zijn. Fouten zijn nodig om tot een beter resultaat te komen; dat is menselijk. Maar als je ze probeert te verhullen in ambtelijke praat, verliezen mensen juist hun vertrouwen.'


Geen gestuntel

Soms komt zo'n les uit een onverwachte hoek, bijvoorbeeld als gegevens gewoonweg niet blijken te kloppen. Schriekenberg: 'In Seattle was er in 2007 een doel gesteld voor het kroonoppervlak: 30 procent in 2030. Een eerste meting wees uit dat het kroonoppervlak op 18 procent lag, maar later bleek het om 33 procent te gaan. Tussen 2016 en 2021 werd er met LiDAR gemeten en bleek het kroonoppervlak te dalen, van 28,9 procent naar 28,1 procent.' Jansma: 'Je kunt zeggen: ze hebben zitten stuntelen met metingen en staan 15 jaar later zelfs nog verder van hun doel. Aan de andere kant zijn de metingen nu wel betrouwbaar en hebben ze per buurt volledig in kaart welke bomen zijn verdwenen en waar.' Schriekenberg: 'Op basis hiervan is nieuw beleid ontworpen dat precies aansluit op de data: het opnemen van een dunnere boommaat in het vergunningsbeleid en maatregelen tegen illegale kap. Dat is winst voor de langere termijn.'


'Je kunt zeggen: ze hebben zitten stuntelen met metingen, maar ook: de metingen zijn nu wél betrouwbaar'

Samenhang behouden

Je zou kunnen denken dat een UFMP vooral moet gaan over een groot aantal bomen bij elkaar, een stadsbos immers. Maar de focus op aantallen leidt volgens Schriekenberg af van iets wat veel belangrijker is, namelijk de samenhang en de verbindingen tussen de bomen en ander groen. 'Het gaat om kwaliteit boven kwantiteit. Daarom is het ook nodig dat we verder kijken dan gemeentegroen. Bomen op particuliere grond zijn erg belangrijk voor ecologische verbindingen. Vaak zie je daar ook oude bomen staan. Grote oude bomen die in gevaar zijn, dat is een probleem dat op veel plaatsen in Nederland speelt. Bijvoorbeeld omdat de boom niet op de eerste plaats komt en er andere belangen spelen. In de methodiek van het UFMP leg je dit soort problemen bloot en ontwerp je een meetbare oplossing.'


Legitieme belangen

Belangen: een term om nog even bij stil te staan. Want hoe realistisch is een masterplan terwijl de strijd om ruimte boven en onder de grond alleen maar verder toeneemt? Heel realistisch, vindt Schriekenberg. 'Niemand gaat die strijd helemaal winnen. We komen er alleen uit als we met elkaar in gesprek gaan en zoeken naar verbindingen. Er is ook geen andere mogelijkheid. Alle belangen zijn legitiem: we hebben huizen, infrastructuur én groen nodig. Laten we proberen die belangen te begrijpen en ze al vroeg mee te nemen.' Jansma: 'Dan kun je er meer mee dan wanneer er bij wijze van spreken twee dagen later een schop in de grond moet. De oplossing is niet om je eigen zin door te drukken, maar om samen te werken. Niemand heeft zin in gedoe. Dus als we dat kunnen voorkomen: graag.'


Tim van de Hoef (ETT'er bij Pius Floris) neemt met de deelnemers aan de masterclass in Zwolle de belangrijkste knelpunten bij gemeenten door.

Vast op de menukaart

Pius Floris hield masterclasses over het UFMP in maart (Zeist) en april (Zwolle). Daarbij was ook Cecil Konijnendijk van de partij. Op een interactieve dag werden de deelnemers meegenomen in het hoe en wat van een UFMP. Schriekenberg: 'In Zeist hadden we de eerste masterclass, met zo'n twaalf deelnemers. Dat waren zowel beleidsmensen als boombeheerders, vooral uit kleine en middelgrote steden, verspreid over Nederland. In Zwolle zaten we met ongeveer 15 mensen van grotere Nederlandse gemeenten.' Jansma: 'Het doel was om in twee sessies een soort kickstart te geven aan de ontwikkeling van een UFMP bij gemeenten. We hebben gemerkt dat er meer animo voor is dan gedacht. We geven de masterclass daarom een vaste plek op de menukaart en werken aan nieuwe masterclasses en andere activiteiten voor de rest van het jaar.' Schriekenberg: 'Wij geloven in het stadsbos als hét antwoord op de vraagstukken van nu.'


Tim van de Hoef (l.) met Tim Jansma (m.) en Thom van Overbeek (r.), UFMP-specialist op het gebied van het werkplan.
LOGIN   met je e-mailadres om te reageren.

REACTIES
Er zijn nog geen reacties.

Tip de redactie

Meld je aan voor onze digitale nieuwsbrief.
GREEN OUTLET
Iedereen kan gratis kleine advertenties plaatsen via zijn eigen account.

ONDERDELEN
Archief
Dossiers
Green Industry Profile
OVER ONS
Over ons
Duurzaamheid & NWST
Contact
Het team
ADVERTEREN EN ABONNEREN
Fysiek abonnement
Digitaal abonnement
Abonneren nieuwsbrief
Adverteren
Verschijningsdata
MEER
Redactionele spelregels
Algemene voorwaarden
Disclaimer
Privacy
Cookies
ONDERDELEN
OVER ONS
ADVERTEREN EN ABONNEREN
MEER