Whatsapp Facebook X LinkedIn RSS feed

Een boom die de nationale sterke drank naar zich vernoemt heeft gekregen moet wel bijzonder zijn

ARTIKEL
Facebook Twitter Linkedin Whatsapp
Jan P. Mauritz VRT, dinsdag 5 oktober 2021
450 sec


Jan P. Mauritz over het geslacht Juniperus

Binnen de systematische indeling van het Plantenrijk - het Regnum Vegetabile - behoort het geslacht Juniperus tot de afdeling Gymnospermae, oftewel de naaktzadigen, en vervolgens tot de klasse van de Coniferopsida. Deze klasse bestaat uit slechts één orde, de Coniferae, en daarbinnen tot de familie van de Cupressaceae, de cypressenfamilie. De vijf andere families binnen de orde zijn de Pinaceae, de Taxodiaceae, de Podocarpaceae, de Cephalotaxaceae, en de Araucariaceae. De cypressenfamilie bestaat uit 28 tot 30 genera - geslachten - met ongeveer 140 soorten en honderden cultivars. Alle leden van deze familie zijn zomer- en wintergroen. Ze verliezen hun (schubvormige) bladeren niet. Deze grote familie is weer onderverdeeld in zeven onderfamilies, maar dit artikel gaat over de Cupressoideae. Naast het geslacht Juniperus zijn andere bekende geslachten in deze onderfamilie, zoals Chamaecyparis en Cupressus. Enkele minder bekende zijn Calocedrus, Microbiota, Thujopsis en de vrijwel onbekende Platycladus en Xanthocyparis. En .. 'Ja, ja.... ik stop al'.

<i>Juniperus virginiana</i>: half volwassen boom
Juniperus virginiana: half volwassen boom

Kenmerken

Toch even de botanische diepte in dan. Zoals gezegd behoort het geslacht Juniperus tot de afdeling naaktzadigen. Naaktzadigen zijn zaadplanten met onbedekte zaadknoppen, zodat de pollenkorrels uit de manlijke bloemen bij de micropyle naar binnen kunnen. De micropyle is de kleine kiemopening aan de top van een vrouwelijke zaadknop, waardoor de pollen binnenkomen voor de bevruchting. Zoals alle zaadplanten vormen naaktzadigen dus zaden, maar in tegenstelling tot de bedektzadigen hebben de naaktzadigen geen stamper of vruchtbeginsel en daarom dragen naaktzadigen ook nooit 'echte' vruchten. Wel kunnen er structuren aanwezig zijn, zoals schijnvruchten die de functie van (eetbare) vruchten vervullen, bijvoorbeeld bij de Taxus en de Ginkgo. Bij een groot aantal geslachten van deze afdeling wordt een kegel gevormd, waar tussen de kegelribben het zaad als een onbedekt zaadje met of zonder een vruchtvleugel ligt. Bij rijping opent deze kegel zich om het zaad vrij te geven. Dat zaad wordt veelal door de wind verspreid. Bij een aantal andere geslachten binnen de afdeling zitten de zaden 'verpakt' in schijnvruchten, een soort geleiachtige massa in een vruchthuid waarin het zaad zit opgesloten. Bij rijping komt dat zaad vrij en dit wordt verspreid door dieren.


De Cupressaceae is de meest verspreide coniferenfamilie ter wereld. Over de hele wereld zijn species van deze familie te vinden, met uitzondering het tropisch regenwoud. Vanaf 71° noorderbreedte, hoog in Noorwegen, groeit de Juniperus communis tot aan 55° zuiderbreedte, diep onderaan in Zuid-Amerika, waar de Pilgerodendron uviferum groeit. De op 5200 meter hoogte in Tibet groeiende Juniperus indica is de hoogterecordhouder van alle houtige gewassen en de Cupressus dupreziana groeit in het uiterst dorre, droge en hete klimaatgebied van de Centrale Sahara in Afrika. Ondanks het enorme verspreidingsgebied van deze familie groeien veel geslachten een stapje lager. Veel soorten van die geslachten groeien endemisch, in kleine, beperkte en besloten gebieden. Hierdoor behoort een groot aantal toch tot de bedreigde plantensoorten.

Van het geslacht Juniperus zijn meer dan zestig soorten bekend. Het is daardoor veruit het grootste geslacht binnen de familie. Alle soorten komen voor op het noordelijk halfrond en vanaf de poolstreken van Noord-Siberië tot in de tropische bergen van Noord-Afrika. Het geslacht kent naast de circa zestig soorten een enorm aantal cultuurvormen - cultivars - van zeer kleine, kruipende dwergvormen tot aan de echte groten, met een enorme kleurschakering.

Van dit geslacht zijn meer dan 60 soorten bekend en daarmee is het veruit het grootste geslacht binnen de familie

De Nederlandse naam is jeneverbes. en het zijn allemaal wintergroene planten. Ze groeien als liggende, kruipende tot grote opgaande struiken en vrij grote tot grote bomen. De grootste van het geslacht is Juniperus drupaceae, de Syrische jeneverbes, die van nature voorkomt in Syrië en Turkije. Sommige zijn éénhuizig en andere zijn tweehuizig. Ze dragen zeer kleine besvormige kegels. De mannelijke bloemen hebben drie tot vier paar sporofylen. Elke sporofyl heeft twee tot acht stuifmeelzakjes. De vrouwtjeskegels, ook wel bessen genoemd, zijn eivormig tot bolvormig met een diameter van 0,3 tot 2 centimeter. Ze hebben 1 tot 2 jaar nodig om te rijpen, blijven gesloten en worden blauwachtig. De meestal dikke, vlezige kegelschubben zijn hebben versmolten deksels en zaadschalen en bevatten één tot drie zaden. De gevleugelde zaden met harde dop zijn rond tot hoekig. De bessenkegels worden door vogels heel doorgeslikt en de zaden verlaten hun darmkanaal intact.

Juniperus communis met rijpende bessen
De verscheidenheid in kroonvormen is zeer groot, van smal zuilvormig tot breed piramidaal, van omgekeerd eirond, ovaal tot rond, van sterk afhangend tot wollig van vorm, met nog allerlei tussenvormen. De naaldvormers zijn vaak priem- of naaldvormig. Beide bladvormen komen vaak voor bij dezelfde species. De bladtooi van jeneverbessen komt in veel kleuren voor, van alle tinten groen tot blauw en geel. De kroon is vaak erg gesloten, maar er zijn ook open kroonvormen. In het natuurlijke verspreidingsgebied zijn de meeste species meerstammig met een zeer onregelmatige en meestal afstaande takstand. Vanwege de kegelbessen onderscheidt het geslacht Juniperus zich van alle andere geslachten, die allemaal droge kegels dragen.

Het sortiment

Vanwege de enorme soortenrijkdom en de honderden cultivars zal de volgende beschrijving beperkt worden tot (een deel van) de soorten binnen het geslacht. Zoals u inmiddels gewend bent volgt de voorstelling in alfabetische volgorde. De Juniperus communis heet in het Nederlands de gewone jeneverbes. Deze species is inheems in Nederland en het natuurlijke verspreidingsgebied omvat heel Europa, Noord-Afrika, Noord-Amerika en Siberië. De gewone jeneverbes werd al in 1753 door Linnaeus opgenomen in zijn wereldberoemde Species Plantarum. Het is een zeer variabele soort die in veel vormen opduikt. In het Verenigd Koninkrijk en de VS zijn er zelfs genootschappen rondom de gewone jeneverbes ontstaan, die al decennialang uitsluitend naar species van deze soort op zoek zijn.


De groeiwijze van deze species varieert van struiken tot kleine bomen die meestal meerstammig zijn, maar er zijn ook eenstammige exemplaren, zuilvormig tot aan liggend en kruipend in de noordelijke streken en hooggebergten van het eigen gebied. De stam- en takkenschors is glad, later vezelig en laat los in slierten. De schorskleuren variëren van bruin tot rood grijsbruin. De twijgen zijn driekantig en lichtbruin van kleur. De bladeren zijn priemvormig, 10-15 mm lang en 1-2 mm breed en afstaand in kransen van drie. Deze naalden zijn stijf en stekelig met een scherpe punt, aan de bovenzijde iets wat gegroefd met in het midden een brede witte streep die afhankelijk van de species ook bruingrijs tot groengrijs van kleur kan zijn. De vruchten zijn kegelbessen, in de volksmond jeneverbessen genoemd. . De associatie met het geestrijke vocht is dan voor velen onder u jenever is snel gelegd.
Voor uw schrijver is dat Ketel 1. En dan niet naar het alcoholische drankje van de roemruchte familie Nolet, die sinds 1638 al elf generaties lang jenever stookt in Ketel 1 in Schiedam, maar naar een collega in het voorlaatste decennia van de vorige eeuw die er 's morgens al de koffie mee aanlengde. Die bessen zijn kort gesteeld, rond en 6 tot 10 mm met drie tot zes vergroeide en vlezige schubben die blauwachtig berijpt zijn. Deze bessen zijn bij rijping zwartblauw van kleur. Deze soort kent meer dan honderd cultivars.


Van de soort zijn meer dan 100 cv's en een achttal vars

Juniperus communis 'Berkshire'
Dit is een fraaie dwergvorm, die gevonden werd door A.J. Fordham in Berkshire in de VS, en door Arnold's Arboretum werd verspreid. Dit zeer compacte en kussenvormige struikje van circa 30-35 cm hoogte is uitstekend geschikt voor kleine tuinen en voor op kantoor- en daktuinen. De 'bladeren' zijn naaldvormig, zeer klein, en 4 tot 7 mm lang. De bovenzijde van de naalden is donkergroen met een opvallende witte streep met een zilverachtige vleug.


Juniperus communis var. Depressa
Deze zeer oude species vindt men in Noord-Amerika en voornamelijk in Canada waar deze var. als geografische variëteit zeer algemeen voorkomt. De in cultuur gebrachte varianten zijn de vegetatief vermeerderde species. De in Nederland vermeerderde kloon is veel kleiner van formaat, 25 -30 cm hoog, en heeft van de botanicus dr. B.K. Boom de cv-naam 'Depressed Star' ontvangen. 'Depressa Star' is inmiddels weer vrijwel helemaal van het toneel verdwenen. De var. Depressa is in z'n natuurlijke verspreidingsgebied een sterk groeiende, brede en grillig groeiende struikvorm van 100-150 cm die altijd meerstammig groeit. De naalden zijn klein, tot 15 mm lengte, en prikken nauwelijks. Deze naalden hebben een zilvergroene bovenzijde en zijn iets doffer aan de onderzijde. Deze conifeer heeft een prachtige diep bronsbruine herfst- en winterkleur.


Juniperus communis var. depressa: loof
Juniperus communis 'Depressa Aurea'
Deze cultivar werd door de Engelse boomkweker en selecteur Murray Hornibrook in cultuur gebracht, toen hij rond 1880 een kruising maakte met een gele onbekende species. Het resultaat is een brede struik tot een meter hoog, die in het midden een gewelfde, schotelvormige habitus heeft. Daarbij zijn de naalden tot 15 mm lang en geelgroen van kleur. De kleurschakering, in het voorjaar zuiver geel verkleurend naar geelgroen en in de herfst naar bronsgeel, is heel bijzonder. Deze gele species heeft een groene variant die de cv-naam 'Vase' gekregen heeft.


Juniperus communis 'Hornibrookii'
Juniperus communis 'Hornibrookii'
Ook deze cultivar is, rond 1920, door Hornibrook in cultuur gebracht. Deze Murray Hornibrook was zeer productief, want er zijn nogal wat soorten door hem in cultuur gebracht waarvan slechts enkelen zijn naam dragen. Hij had de species in het wild, in Galway in Ierland, gevonden als een kruipende vorm. Hij noemde de species 'Prostrata', wat in het Latijn liggend betekent. Nu had een andere botanicus, Ludwig Beissner (1843-1927), die naam enkele jaren daarvoor al gebruikt voor de species die door dr. B.K. Boom beschreven was als 'Depressed Star'. H.J. Grootendorst publiceerde de cv onder de naam 'Hornibrookii', als eerbetoon aan de vinder. Vervolgens werd de naam gevalideerd en de cultivar in cultuur gebracht.


Het is een prachtige platgroeiende vorm die zo'n 35 cm hoog wordt, en die dicht vertakt met bruinrode takken en priemvormige naalden van 8 tot 10 mm lang. Die naalden zijn donkergroen met een blauw-wittige bovenzijde. Ze staan rondom aan de jonge twijgen en steken onaangenaam. Al met al zijn het fraaie species die geschikt zijn als bodembedekker. Er is ook van deze fraaie gele species geselecteerd door fa. M. van Klaveren & Zoon in Boskoop. Deze species heeft groengeel loof in de zomer en verkleurt naar bronsgeel in het najaar en de winter.

Juniperus communis 'Lemon Carpet': loof
Juniperus communis 'Lemon Carpet'
Deze door boomkwekerij Schrauwen-Moerings vof uit Sprundel op GrootGroenPlus 2019 geïntroduceerde species kreeg de Gouden Medaille 2019 uitgereikt vanwege zijn bijzonder mooie habitus. Het is een langzaam groeiende en bodembedekkende species met mooie, fijne, citroengele, priemvormige naalden die nauwelijks prikken. Als de species ouder wordt, verkleurt het gewas naar blauwachtig groengeel. De groei bedraagt ongeveer 3-4 cm per jaar. De plant houdt van een standplaats in de volle zon met een goed doorlatende bodem.


Juniperus communis 'Repanda'
De cultivarnaam 'Repanda' betekent schulpachtig. Dit verwijst naar de gelaagde opbouw van de takken. Het is de meest gekweekte en verspreide cultivar van de soort. Deze species werd in 1926 door de Engelse kweker en selecteur Maurice Prichard, eigenaar van Riverslea Nursery in Purewell in Dorset, in Ierland gevonden. De species werd in 1934 door de firma M. Kolster & Zn in Boskoop geïmporteerd en in Nederland verspreid. De rest van Europa volgde. Deze cultivar heeft een breed liggende habitus tot 50-60 cm hoog, waarbij de bruinrode en op oudere leeftijd grijsbruine takken schuin opwaarts gericht zijn. Het volgende groeijaar liggen deze takken en groeien de nieuwe scheuten weer schuin omhoog. En zo gaat dat door. Hierdoor ontstaat een zeer dichte kroon. De naaldvormige bladeren zijn 10 tot 12 mm lang met een zilverachtige witgroene bovenzijde en een groene onderzijde. De naalden steken niet.


Juniperus scopulorum 'Skyrocket'
Juniperus scopulorum 'Skyrocket', beter bekend als Juniperus virginiana 'Skyrocket'.
De Latijnse soortnaam scopulorum betekent 'uit de bergen'. Dit verwijst naar de herkomst van deze soort, die als Nederlandse naam de Rocky Mountains jeneverbes draagt. De soort is inheems in een groot deel van Midden-Amerika tot in de Great Plains van Canada aan toe, waar de species nauw verwant is aan Juniperus virginiana.


De soort scopulorum is een kleine tot middelgrote, opgaande boom van 8 tot 15 meter hoog, met uitschieters tot 20 meter. De boom heeft een brede, piramidale kroonvorm met lange en slanke takken. De naalden zijn gerangschikt in tegenoverstaande, kruisvormige paren, of soms in kransen van drie, en zijn 1-3 mm lang en 1-1,5 mm breed. De éénjarige naalden zijn wel 5 tot 10 mm lang. De vruchten zijn bolvormige bessen, 6-9 mm in diameter en donkerblauw van kleur met een lichtblauw-witte wasachtige gloed. Ze bevatten twee zaden en rijpen ongeveer 18 maanden. De bessen worden opgegeten door vogels en zoogdieren. In de staat Utah staat een groot exemplaar dat vermoedelijk meer dan 1500 jaar oud is. Er is ook een dode stam in New Mexico gevonden met 1888 jaarringen. Deze soort is nauw verwant aan Juniperus virginiana en hybridiseert daar vaak mee, aangezien hun verspreidingsgebieden op de Great Plains samenkomen.

Juniperus scopulorum 'Blue Arrow': de naalden
De cultivar 'Skyrocket' was een zeer populaire sierplant vanwege zijn zeer slanke, strikt rechtopstaande groeiwijze. De species wordt vanwege zijn gevoeligheid voor de ernstige schimmelziekte cederappelroest, veroorzaakt door Gymnosporangium juniperi-virginianae, niet of nauwelijks meer gekweekt. Rond 1980 werd een nieuwe selectie door Pine Grove Nurseries uit Ontario in Canada in cultuur gebracht onder de cv-naam 'Blue Arrow'. Het betreft hier waarschijnlijk een sport van 'Skyrocket' met eveneens een zeer slank opgaande groeiwijze, met zeer kleine, dicht aanliggende schubvormige naalden met een diep blauwgrijze tot staalblauwe kleur. Die is juist niet gevoelig voor de schimmel. De species heeft in 2012 de Award of Garden Merit ontvangen van de Royal Horticultural Society.

Afsluitend

Een zeer klein aantal soorten en cultivars is hier behandeld. Het geslacht kent nog vele andere fraaie soorten en meerdere cultivars. Doe er uw voordeel mee.


Groet,

LOGIN   met je e-mailadres om te reageren.

REACTIES
Henk Vlug
Wednesday 6 October 2021
Goed artikel en zeer verhelderend.

download artikel

Tip de redactie

Meld je aan voor onze digitale nieuwsbrief.
GREEN OUTLET
Iedereen kan gratis kleine advertenties plaatsen via zijn eigen account.

ONDERDELEN
Archief
Dossiers
Green Industry Profile
OVER ONS
Over ons
Duurzaamheid & NWST
Contact
Het team
ADVERTEREN EN ABONNEREN
Fysiek abonnement
Digitaal abonnement
Abonneren nieuwsbrief
Adverteren
Verschijningsdata
MEER
Redactionele spelregels
Algemene voorwaarden
Disclaimer
Privacy
Cookies
ONDERDELEN
OVER ONS
ADVERTEREN EN ABONNEREN
MEER