| |||||||||||
Collectiebeheerder zet belangrijkste iepen met gebruikswaarde op een rij Door de opkomst van de essentaksterfte en de toename van de eikenprocessierups maakt de iep weer kans op grootschalige aanplant. Zeker als het aan Martin Tijdgat ligt. Hij is collectiehouder bij de Nederlandse Plantencollectie Ulmus in Wijdemeren. Tijdgat presenteert voor de praktisch ingestelde boombeheerder een drietal lijsten met iepen voor de openbare ruimte en het onderhoud ervan.
Martin Tijdgat, boombeheerder van de gemeente Wijdemeren, plant sinds 2003 fervent iepen aan in zijn gemeente. Dit heeft uiteindelijk geleid tot een bomencollectie met 109 verschillende iepen, die door de hele gemeente verspreid staan. Het hoofddoel van deze collectie: onderzoek naar de gebruikswaarde van verschillende iepen en hun voorouders, naar kweekmethodieken en naar resistentie tegen iepziekte. Samen met Ronnie Nijboer van Boomkwekerij Noordplant heeft Tijdgat de bevindingen gepubliceerd in een drieluik in Dendroflora (nr. 56, 2021).
Nieuwe kansen voor iep'Nú zijn er kansen voor de iep', zegt Tijdgat. 'Er is veel meer ervaring opgedaan met de nieuwe iepen; ook elders in Europa en Amerika hebben onderzoekers bijdragen geleverd. Er is meer duidelijkheid over het resistentieniveau van veel iepenselecties en cultivars. Met goed beheer breng je de iepziekte terug tot minder dan 2 procent. In de iepenspintkeverarme gemeente Wijdemeren is het 0,5 procent. Het is hoog tijd dat ook beheerders in de rest van Nederland de juiste iepen gaan aanplanten.'
Wageningse vijfDe meeste ontwerpers, boombeheerders en boomverzorgers zijn bekend met de voor iepziekte gevoelige gladde en ruwe iep (synoniemen veldiep en bergiep) en de Hollandse iepen als 'Belgica', 'Vegeta' en 'Commelin'. Die drie hebben resistentieniveau 1 en staan nog in heel Nederland. Sinds de jaren '80 zijn daarvoor in de plaats gekomen de beter tegen iepziekte bestendige cultivars 'Plantijn', 'Dodoens', 'Lobel' en 'Clusius' met resistentieniveau 3. Met name 'Lobel' is veel aangeplant, de rest op beperktere schaal. Deze Wagenings vijf waren de zogeheten 'derdegeneratie-iepen' uit het kweekprogramma van Hans Heijbroek van het voormalige Nederlandse onderzoeksstation de Dorschkamp (met Alterra en Wageningen Environmental Research als rechtsopvolgers). Later volgde de zeer resistente zuiliep 'Columella', met het hoogste niveau: 5. Die is met inoculeren dus niet ziek te krijgen. In de kustprovincies is de iep nooit echt buiten beeld geweest, maar door de opkomst van de essentaksterfte en van droogteresistente iepencultivars is het geslacht ook voor twijfelende groenbeheerders in het oosten des lands en in de duinstreek een stuk aantrekkelijker geworden.
Gebruikswaarde Wageningse vijf'Dodoens' en 'Plantijn' zijn breed uitgroeiende bomen van de eerste grootte. Ter voorkoming van aanrijschade aan laaghangende takken moeten ze aan straten en wegen zeer goed worden begeleid om ze tot hun recht te laten komen. In de herkomst van al deze cultivars zitten onder meer de iepensoorten glabra 'Exoniensis', minor en wallichiana. Opkronen van 4,5 tot 6 m in de jeugd- en halfwasfase is het devies. Laat in de tijdelijke kroon geen dikke takken van drie jaar of ouder ontstaan. Beide bomen doen het goed in vruchtbare gronden. De zusjes 'Lobel' en 'Clusius' zijn makkelijker te begeleiden tot straat- en laanboom van de eerste grootte. Ze worden uiteindelijk breed eirond. Oudere 'Lobel'-iepen beginnen in Wilnis en op andere locaties een bredere, hoog waaiervormige kroonvorm te krijgen. Let wel: 'Clusius' doet het alleen op vruchtbare, vochthoudende gronden. In 1989 kwam de zuiliep 'Columella' op de markt. Deze zuiliep is een groot succes en wordt niet alleen stedelijk, maar ook in het landschap volop toegepast. Bij alle Wageningse cultivars is er een flinke kans op slechte vergaffeling met ingesloten bast. Dat geeft later risicovolle plakoksels. Bij snoei moeten die als eerste worden verwijderd, zeker bij de zuiliep. Daarnaast hebben ze nogal eens dubbele of driedubbele toppen en dat is zeker in winderige omstandigheden beter te vermijden.Top tien moderne klonen1. 'Rebona' en 'New Horizon' (resistentie 5)Dit zijn zusjes uit de kruising (door de universiteit van Wisconsin) van de Japanse iep, U. davidiana var. japonica, met de Siberische iep, U. pumila. Het is lastig ze van elkaar te onderscheiden, al blijkt in de praktijk dat 'Rebona' op goede gronden met minder onderhoud toekan. Als straat- en laanboom voor brede profielen vragen ze Amsterdamse snoei om de boomvorm goed te krijgen. Het worden ruim 20 m hoge, dichtbebladerde bomen, die dichte hoogronde kronen krijgen en weinig samara's (zaad) vormen. Ze zijn bestand tegen hitte, droogte en strooizout én tolerant voor natte omstandigheden. Het donkergroene, veelnervige blad is stevig en blijft ook in moeilijke omstandigheden groen.
Vanwege het risico op (uitgestelde) onverenigbaarheid wordt het planten van geënte iepen tegenwoordig sterk afgeraden. Helaas staan en nog massa's geënte iepen op kwekerijen; plant die niet langs straten of op pleinen! In principe is de leverancier aansprakelijk voor de vervolgschade van het omvallen van een geënte iep, maar dat gebeurt meestal pas na vijftien jaar of later en dan is de leverancier in de praktijk vaak niet meer te achterhalen. Omschrijf in de uitvraag dus klip en klaar dat u iepen op eigen wortel wilt en controleer dat ook. In het boombeheersysteem van Wijdemeren staan van elke iep waarvan het bekend is het aanplantjaar, de kweekvorm en de onderstam vermeld, vaak ook met de leverancier. 2. 'Rebella' (resistentie 5) Dit is een zeldzame kruising (door de universiteit van Wisconsin) van de Chinese najaarsbloeiende U. parvifolia met de voorjaarsbloeiende Amerikaanse iep, U. americana. Vrijwel alle Amerikaanse iepensoorten zijn de afgelopen vijftig jaar gedecimeerd door de iepziekte. U. americana is van nature veel droogtebestendiger dan de genetisch zeer nauw verwante Europese steeliep, U. laevis. Het blad van 'Rebella' is stevig en heel klein, maar ietsje groter dan dat van de Chinese iep, die we vooral kennen uit de bonsaiteelt. Omdat 'Rebella' traag groeit en nauwelijks zaad vormt, is het een ideaal straatboompje, dat hittebestendig en onderhoudsarm is. De afgelopen drie droge zomers hebben geen invloed gehad op 'Rebella'; hij groeit gewoon door. De sierlijk overhangende takken maken het ook voor particulieren een mooie iep, die 12-15 m hoog kan worden. Ook in nattere omstandigheden groeit 'Rebella' goed door. Met gerichte begeleidingssnoei kun je hem smal houden; beide ouders kunnen namelijk breed waaiervormig uitgroeien en dat is in ons windrijke land niet geschikt.
Dit zijn Italiaanse iepen met 'Plantijn' als moeder en twee verschillende Siberische iepen als vader. Ze zijn pas in respectievelijk 2003 en 2002 op de markt gekomen. Genetisch verenigen ze dus kenmerken van U. glabra 'Exoniensis', U. wallichiana, twee (Franse) U. minor en U. pumila in zich. Net als de iepen hierboven verdienen ze een breder gebruik, met name op drogere en warmere locaties. Staan ze op rijke gronden, dan kan Amsterdamse snoei worden toegepast bij de eerste en misschien ook de tweede snoeironde. Langer is niet nodig om de bomen naar een goede kroonvorm te begeleiden; ze krijgen een hoge, eironde tot breed ronde kroon. Beide cultivars moeten niet te natte of zware klei worden gezet; daar kunnen ze niet goed tegen. Het blad van 'Plinio' zit qua vorm, stevigheid en grootte in tussen dat van 'Plantijn' en U. pumila; het is dus 7-9 cm lang en 3-5 cm breed. Dat van 'San Zanobi' wordt een maatje groter. Ze komen vroeg in bloei en houden het blad lang vast. 4. 'Nanguen' (handelsnaam 'LUTÈCE', resistentie 4) en 'Wanoux' (handelsnaam 'VADA', resistentie 5) Beide iepen komen uit het Wageningse kweekprogramma, maar zijn in Frankrijk doorgeselecteerd en daar in 2002 uitgegeven. De moederboom is net als bij de Italianen hierboven 'Plantijn'. Het stuifmeel van 'Nanguen' komt van een zelfbestoven U. minor 'Bea Schwarz', terwijl 'Wanoux' vrij bestoven is. Beide bomen lijken veel op elkaar in hun open, wat warrige groeivorm en het stugge, dikke, licht gootvormige en dofgroene ruwe blad. Het blad van beide is gemiddeld 10-12 bij 7-8 cm groot. 'Nanguen' heeft in de top meer U-vormige takaanhechtingen dan 'Wanoux'. Ze zijn minder geschikt als straatboom, maar uitstekend toepasbaar in het landschap in hoog Nederland met hun open kronen en minder blad dan de andere Wageningse cultivars. Zo worden ze in Midden-Frankrijk al jaren veel toegepast.
Deze Amerikaanse cultivars zijn al uitgegeven in respectievelijk 1999 en 1998, maar nog te weinig bekend in Nederland. Beide bomen kunnen 20 m hoog worden, met een ronde tot waaiervormige kroon, en doen het goed in kleigronden en in natte omstandigheden. Deze bomen zijn wel onderhoudsgevoelig en vragen goede begeleidingssnoei in de eerste tien tot vijftien jaar na aanplant. Ze komen vroeg in blad. Dat blad is bij beide bomen vrij klein, stug en glimmend. In de herfst krijgen ze een gele kleur.
Deze iep is een volledig Italiaanse kruising uit 1987, van een Siberische iep uit Lucca en een gladde iep uit Florence. Hij is pas uitgegeven in 2006. De boomvorm van de oudste exemplaren laat zich vergelijken met de monumentaaliep, al is onbekend of 'Fiorente' ook zo groot kan worden. Door de pumila-invloed zien we bij 'Fiorente' een fijne twijgstructuur, met opgerichte korte twijgen en klein blad. Dat in tegenstelling tot veel andere kruisingen met pumila-bloed, die vaak zeer lange hangende twijgen hebben, zoals 'Den Haag'. Hierdoor is 'Fiorente' ook geschikt voor stedelijke drogere locaties en smallere straten. Jonge aanplant in Loosdrecht en Amsterdam toont een frisse uitstraling (fiorente is Italiaans voor 'sprankelend'), ook in de afgelopen droge zomers. Deze iep verdient een ruimer gebruik in ons land.
Dit is een selectie van de Siberische iep uit Hongaars zaad. Net als pumila 'Pinnato-ramosa' (resistentie 4) is het een transparante boom, met 's zomers een prachtige bast met kleine schorsplaatjes en oranje groeven ertussen. 'Puszta' heeft een fijne overhangende twijgstructuur met klein donkergroen stevig blad. Gezien de groei in de jeugdfase zal de boom een meter of 20 hoog worden. Hij doet het goed op zandgronden en in drogere omstandigheden, en lijkt dus geschikt voor zonnige pleinen met een goede drooglegging. Hij doet het slecht op klei, net zoals veel andere Siberische iepen. Het lijkt een zeer geschikte boom voor hoog Nederland, zowel in de straat als in het landschap, met een normale onderhoudsbehoefte. Hoe windbestendig de volwassen boom is, moet hier nog blijken.
Deze aparte cultivar is al in 1885 opgekweekt in Duitsland uit zaad dat is verzameld in het huidige Kazachstan, net als de meer opgaande pumila 'Pinnato-ramosa' uit dezelfde omgeving. Het wordt een brede boom die gevoelig is voor takbreuk, met als bijzonder kenmerk dat 'Aurescens' botergeel uitloopt in het voorjaar, dan langzaam steeds groener wordt, om in de herfst weer naar goudgeel te verkleuren. 'Aurescens' heeft bij te onstuimige groei Amsterdamse snoei nodig als begeleiding naar een goede boomvorm en minder takbreuk. Het gebruik is gelijk aan dat van pumila 'Puszta', maar hij is minder windbestendig.
Hier vraagt het uiterlijk van de iep nader genetisch onderzoek. Volgens de gegevens is het glabra x minor, dus een 'gewone' x hollandica, maar er zijn ook kenmerken in te zien van kloon 215 (pumila 'Pinnato-ramosa' x minor 'Hoersholmiensis'). 'Pioneer' heeft een groot langwerpig blad dat sterk lijkt op dat van de Deense gladde iep. Hij is bodemvaag, maar staat liever droog dan op natte veenbodems.
Deze is al uitgegeven in 1975 en komt uit de kruising van een Siberische iep, U. pumila uit noordelijk China met een Japanse iep, U. davidiana var. japonica, net als de nu niet meer gekweekte U. 'Cathedral'. Deze iep wordt nog maar zeer beperkt gebruikt vanwege de te onstuimige groei op vochtige en rijkere gronden en de extreme breukgevoeligheid van gesteltakken in de wind, ook al door de neiging van 'Sapporo Autumn Gold' om een takstructuur met drie gesteltakken te maken (zoals Fraxinus angustifolia 'Raywood' ook doet). Soms is de groei dan zo sterk, dat er bij een beetje storm gesteltakken volledig uit de boom worden gerukt. Houd na aanplant rekening met zeker tien tot vijftien jaar intensieve begeleidingssnoei om er een behoorlijke boom van te maken.
Eindopmerking: niet besproken in deze top 10 zijn cultivars als pumila 'Beijing Gold' (resistentie 4) en de groep met resistentie 3, waarvan bomen op eigen wortel beschikbaar zijn in kleine aantallen, zoals U. minor 'Amsterdam', 'Bea Schwarz', 'Christine Buisman' en U. x hollandica 'Groeneveld' of U. 'Karagatch'. Daarnaast zijn er de beter beschikbare 'Homestead', 'Patriot', 'Regal' en minor 'Reverti'. Sommige van deze soorten lijken een goede veldresistentie te hebben. Zie Dendroflora nr. 56. Botanische iepensoorten1. Steeliep, U. laevis (synoniem: fladderiep, resistentie 0)Deze derde Europese iep met verschillende autochtone Nederlandse populaties is zeer gevoelig voor de iepziekteschimmel, maar wordt zelden bevlogen door de iepenspintkever. Door deze keverpreferentie heeft hij goede overlevingskansen, tenzij er wortelcontact is met andere iepen met iepziekte. Het is een uiterwaard- en beekbegeleidende soort, die daar dan prachtige plankwortels kan maken. Steeliepen zijn ook bekend van drogere locaties. Zaailingen kunnen struik- en boomvormend zijn, met takken die alle kanten op staan. Vandaar dat er geselecteerd wordt op een opgaande takstand en een goede doorgaande hoofdtak. In Wijdemeren staan nu al de cultivars 'Westland', 'Eibergen' en 'Helena'. Bij snelle groei in goede grond kan Amsterdamse snoei worden toegepast.
2. Bergmann's iep, U. bergmanniana (resistentie variabel) Dit is een prachtige nauwe verwant uit Centraal-China van onze ruwe iep. Hij loopt uit met een rossig-purperen gloed op het jonge blad. Het volgroeide blad lijkt op dat van Hamamelis virginiana en is meer blauwgroen, net als bij U. x hollandica 'Commelin'. Het wordt een zeer brede boom met een ronde kroon, dus een echte parkboom. Hij groeit op gewone gronden heel geleidelijk en is dus met begeleidingssnoei goed bij te houden. Als er nog ergens een plek over is in een park, een brede groenstrook of een boomweide, dan is Bergmann's iep een goede keus!
Aan de andere kant van het spectrum, maar wel met heel mooi blad, is er deze klein blijvende boom of meerstammige struik, de Chenmou-iep. Hans Heijbroek heeft met zaad uit China 62 zaailingen opgekweekt, waarvan de helft een goede resistentie bleek te hebben. Ze groeien traag en magertjes, maar dat is voor de boombeheerder alleen maar een pre. Er zijn ook zaailingen verspreid in Frankrijk en Italië. Daar is de Chenmou-iep gebruikt om de nog onbekende U. 'Morfeo' te ontwikkelen. 'Morfeo' staat ook op de wensenlijst van Tijdgat.
Van de kleinbladige en herfstbloeiende Chinese iep zijn met name de vele dwergvormen bekend uit de bonsaiteelt, maar in Azië en Amerika wordt hij veel gebruikt als boom en daarnaast ook voor kruisingen. De minder snel groeiende iepen U. 'Rebella' en de herfstrode U. 'Frontier' zijn daar goede voorbeelden van. Sporadisch zijn er cultivars beschikbaar die weinig onderhoud nodig hebben om te zorgen dat ze niet de natuurlijke waaiervorm krijgen, want dan worden ze takbreukgevoelig, zeker bij sneeuw en ijzel. Gewenst is een meer compacte piramidale groeivorm, ook om Nectria tegen te gaan. Die groeivorm is in Wijdemeren te zien bij parvifolia 'UPMTF' (handelsnaam 'BOSQUE') aan de Overmeerseweg in het centrum van Nederhorst den Berg. Om die piramidale vorm te behouden, is elke drie tot zes jaar goede begeleidingssnoei nodig. Amsterdamse snoei is bij de Chinese iep niet gewenst. Dat is bij de iepen in Loosdrecht gebeurd, maar er was daarna te weinig hergroei bij deze toch al traag groeiende bomen. De hoop is dat er meer en betere groeivormen en kruisingen met de Chinese iep komen die hoogresistent zijn.
Het grootste bos met Japanse iepen buiten Japan is in Zeewolde. Hans Heijbroek heeft daarvoor zaad verzameld vanuit heel Japan. Japanse iepen komen ook voor in China en Korea; het zijn unieke plekken om te bezoeken. We zouden daar geschikte zaailingen uit moeten opkweken, en die testen op hun resistentie en beoordelen op hun groeicapaciteit en op geschikte boomvormen. In Noord-Amerika zijn wel een paar cultivars in omloop, zoals 'Prospector', 'Jacan' en 'Mitsui Centennial'. Daarvan is alleen 'Prospector' bruikbaar. In een Aziatisch iepenlaantje aan de Molenmeent in Loosdrecht staan verschillende Japanse iepen, zodat de onderhoudsbehoefte en groeivorm kunnen worden beoordeeld. De vraag is of er kruisingen komen van Europese iepen met de Japanse iepen uit verschillende gebieden in Japan of van het vasteland van Azië.
Wat er nog komt: Nieuwe Wageningse cultivarsVier nieuwe Wageningse cultivars worden in de nabije toekomst uitgegeven door iepenspecialist Noordplant. De eerste is U. 'Europa' (resistentie 4). Dit is de eerste echt resistente iep van zuiver Europese oorsprong, wat natuurbeheerders als muziek in de oren zal klinken. Dan U. 'Fagel' (resistentie 5), met genetische wortels in verschillende wallichiana, x hollandica en minor nr. 1 uit Frankrijk. De resistente nieuwe goudiep U. 'Klondike' (resistentie 4) is ontstaan uit de kruising 'Plantijn' x hollandica 'Wredei' uit 1982. En ten slotte is er U. davidiana var. japonica 'Nikko' (resistentie 5) uit Japan, uit 1978. In de Nederlandse Plantencollectie Ulmus is daar al een plaats voor gereserveerd. Daarnaast is er in Italië nog U. 'Morfeo' (resistentie 4), die ook in Nederland geschikt kan zijn. Ook deze boom moet getest worden.
Tip de redactie |
|