Whatsapp Facebook X LinkedIn RSS feed

Stewartia, een echte stamboom

ARTIKEL
Facebook Twitter Linkedin Whatsapp
Jan P. Mauritz VRT, woensdag 17 juni 2020
514 sec


Bekend vanwege de indrukwekkende bloei, maar vooral de sierwaarde van de stam

Als hofdendroloog Jan P. Mauritz in meer dan tien jaar trouwe dienst iets bewezen heeft, is het dat ieder geslacht, iedere boom een stamboom is. Voor Stewartia geldt dat dubbel. Dit geslacht heeft alles, maar zou alleen al vanwege de sierwaarde van de stam meer aangeplant moeten worden.

Stewartia pseudocamellia var. japonica stamschors
Stewartia pseudocamellia var. japonica stamschors

Onderweg op de A2 vanuit Berlijn rinkelt de handsfree, met een geluid als zo'n oude bakeliet telefoon. Op het scherm zie ik een bekende naam: 'Hé Willem, Jan hier.' De oude garde onder de lezers van dit feuilleton kent deze bijzondere Homo sapiens inmiddels. Na de gebruikelijke praat over corona, de economie, het werk, het thuisfront, komt het hoge woord eruit: 'We gaan dit jaar niet met zomervakantie, JP. Het lijkt me niks om al die narigheid op te zoeken. Nee hoor, we gaan van de winter wel, maar wel naar de zon. Die sneeuwtroep is niks voor ons. Maar luister: we gaan weer wat in de tuin rommelen en toen zei Annemarie direct dat ik jou moest bellen. Altijd een goed plan, die mafkees bellen, was mijn antwoord. Dus JP, bij dezen ben je met je meisje van harte uitgenodigd voor een mooi glas limonade en geleuter over bomen en planten. Wat vind je ervan?'
'Graag Willem, altijd leuk bij jullie, en daar achter in de tuin bij je Leylandii-haag is een prachtige plek voor een Stewartia, een schitterende makker die nogal onbekend is bij tuinliefhebbers, echt een toppertje.' 'Ik vind het allemaal best. Bespreek jij het maar met Marja en dan ik bel je vanavond voor de afspraak. Ik neem wel een paar mooie witte mee, goed?' 'Top, makker', schalt via de boxen. 'Doen we zo, houdoe.'


Kenmerken

Stewartia's zijn meestal middelgrote bomen en/of grote struiken, die in het land van herkomst vaak meerstammig opgroeien. De meeste species zijn of worden bomen van de tweede grootte, 8-15 m, met enkele uitschieters tot 20 m en hoger in het land van herkomst. In cultuur in West-Europa is dat ongeveer 50-60 procent van de aangegeven hoogten in botanische boekwerken. De bomen zijn meestal bladverliezend, hoewel sommige soorten (bijvoorbeeld S. pteropetiolata) groenblijvend zijn. De Aziatische soorten omvatten zowel bomen als struiken, die 3 tot ca. 20 m hoog worden, terwijl de Amerikaanse soorten struiken of kleine meerstammige bomen zijn die 3 tot 5 of 7 m hoog worden. De kroon van de meeste species is ovaal tot breed ovaal. De cv's hebben verschillende kroonvormen tot treurend aan toe. Bij de beschrijving van het sortiment wordt hierbij verder stilgestaan. Het meest in het oog springende morfologische kenmerk van het geslacht is de stamschors, die kenmerkend voor het genus is en zeer opvallend, glad oranje tot geelbruin, met onregelmatig gevormde schorsplaatjes die deels ook afbladderen in onregelmatige, fijne schorsplaatjes. De verspreid staande bladeren zijn (omgekeerd) eirond tot ovaal met een fijn gezaagde bladrand, meestal glanzend donkergroen en 3-14 cm lang, afhankelijk van de soort. De bloemen zijn middelgroot tot groot, 3 tot wel 11 cm in doorsnee en opvallend wit van kleur, met vijf (af en toe zes tot acht) witte sepalen of kroonbladen met talrijke gele, oranje of violette meeldraden. De bloei is tussen eind mei en half juni, afhankelijk van de soort en de klimatologische omstandigheden op de plantplaats. De vruchten zijn houtige doosvruchten, een soort capsule met vijf kleppen, met één tot vier zwarte zaden in elk compartiment in elke sectie. Naast de schitterende stamschors, die trouwens niet bij alle species zo opvallend is, is de herfstkleur nog wel een bijzonder punt van aandacht.


De meeste soorten hebben een wijd verspreid natuurlijk verspreidingsgebied

Stewartia monadelpha stamschors
Stewartia monadelpha stamschors

Het sortiment

Zoals eerder al vermeld, waarde lezers van het feuilleton, is het geslacht redelijk onbekend. Als er al een species enige bekendheid geniet, dan is dat Stewartia pseudocamella. Voor de overige soorten, hybriden en vars van het genus geldt het bekende gezegde: onbekend maakt onbemind. Nu moet uw schrijver daar wel bij vermelden dat een groot aantal in onze contreien niet geheel winterhard is, maar een tiental is goed toepasbaar, zowel in openbare als private tuinen.
Zoals u gewend bent, volgt de voorstelronde op alfabetische volgorde en wel van degene die door uw schrijver op geheel ondemocratische wijze verkozen zijn om op het podium te verschijnen.


Stewartia malacodendron bloemen
Stewartia malacodendron bloemen

Stewartia malacodendron (L)

Deze species is de makker die door dominee Clayton beschreven is. Hij is gevonden in de Archer's Hope Creek in Virginia, via de tuin van Mark Catesby bij John Stuart terechtgekomen en uiteindelijk in Kew Gardens beland.
Deze makker groeit langzaam uit tot een grote bladverliezende struik of kleine boom met een breed ovale kroon, meestal 5 tot 6 m hoog, maar soms wel 9 m. De verspreid staande donkergroene bladeren zijn 5 tot 10 cm lang, met fijn getande bladranden en bedekt met fijne sterhaartjes aan de onderzijde van het blad, met name aan de bladnerven. De bladeren zijn ovaal tot elliptisch van vorm met een scherpe puntige bladtop. De bloemen zijn 6 tot 9 cm in diameter met vijf witte bloembladen. De meeldraden hebben paarse steeltjes en blauwe helmknoppen in het midden van platte, komvormige bloemen. De bloemen verschijnen vanuit de bladoksels, staan op korte stelen met twee schutbladen van 2 tot 5 mm lang. Deze schutbladen blijven na de bloei staan. De witte bloemen hebben vijf groene kelkblaadjes, ca. 8-11 mm lang en 5-9 mm breed. De species bloeit in juli/augustus in het noordelijk deel van het verspreidingsgebied en in april/mei in het zuidelijk deel van de Verenigde Staten. De houtachtige zaaddozen verschijnen na de bloei; elke doos bezit vier tot vijf kamers en indien bevrucht, heeft elke kamer twee tot vier zaden. Deze glanzende, vleugelloze zaden zijn eivormig van vorm en paarsachtig tot roodbruin van kleur; elk zaadje is 5 tot 7 mm lang en 4 tot 6 mm breed. De Latijnse soortnaam malacodendron betekent letterlijk 'zachte boom' en verwijst naar het uiterlijk en de textuur van de bloemen, die lijken op die van het verwante genus Camellia.
Deze makker groeit langzaam uit tot een grote bladverliezende struik of kleine boom met een breed ovale kroon, meestal 5 tot 6 m hoog, maar soms wel 9 m.


Stewartia monadelpha (Sieb & Zucc)

Deze oriëntaalse makker komt van oorsprong voor in Japan, China en Korea en groeit daar met name in de vochtige bergbossen vanaf ca. 700 m boven zeeniveau. Het is in cultuur meestal een grote, forse struik tot kleine boom met een breed piramidale kroonvorm, die uiteindelijk ovaal tot eirond wordt. De boom bereikt een hoogte van ca. 9-10 m. De bekende plantenzoeker Ernest Wilson heeft in 1914 op het eiland Japanse Yakushima in zijn natuurlijk verspreidingsgebied makkers gefotografeerd van meer dan 25 m hoog met een stamomtrek van 3 m; joppers dus!


De gladde bast is dun afschilferend in oranje- tot paarsbruine schorsplaatjes, waardoor de opvallende kaneelbruine bast zichtbaar wordt en een bijzonder decoratief en kleurrijk geheel ontstaat. Deze afschilferende bast van Stewartia monadelpha is zijn belangrijkste sierwaarde. Het verspreid staande, donkergroene blad is bij het ontluiken licht behaard, aan de onderzijde grijsgroen en in de herfst bijzonder mooi geelrood tot roodpaars verkleurend. De bladrand is grof gezaagd en het blad blijft lang en kleurrijk aan de boom hangen. In de bladoksels verschijnen alleenstaande witte bloemen met een diameter van 3-4 cm, met een gele stamper en violette meeldraden. Na de bloei volgen gesnavelde doosvruchten van circa 2,5 cm lang en 1,5 cm breed. Deze springen aan de top open in vijf segmenten waarin zich de zwarte, eivormige zaden bevinden. De herfstkleur is rood tot paarsrood. Deze species kent één selectie of cv, te weten 'Black Dog', met donkerrode tot bijna zwarte bladeren.

Stewartia ovata (Cav)*

Een Amerikaanse soort met de Nederlandse naam bergcamellia. Die naam mag u weer heel snel vergeten, waarde vrinden, en dan drukt uw schrijver zich nog vriendelijk uit. Het is geen species van het genus Camellia! Waardeloos, die lokale benamingen. Het is een kleine boom, tot 6-8 m hoog met een breed ovale kroon. Het natuurlijk verspreidingsgebied ligt op de lage tot middelhoge berghellingen van het zuidelijke Appalachengebergte en in de nabijgelegen staten Virginia, Florida, Mississippi en Alabama. De bomen groeien daar in gemengde loofhoutbossen, vooral in de buurt van bergbeekjes, op een hoogte van minder dan 800 m. De species is gemakkelijk te herkennen aan de gevleugelde bladstelen die de okselknoppen verbergen en aan het enkele steunblaadje onder de bloem. Dit fenomeen is heel bijzonder, maar u zult het zelf moeten opzoeken, waarde lezers. Het is namelijk een heel verhaal met eigenaardigheden. Het zou zomaar een halve pagina vergen om het met u te delen, en die ruimte is in dit vakblad helaas niet beschikbaar.


Stewartia ovata heeft een gladde, afschilferende grijsgroene schors, waarop na het afvallen van de schorsplaatjes het oranje van de cambiumlaag zichtbaar wordt. Het verspreid staande blad is ovaal tot eirond met een scherpe bladtop, 7-13 cm lang en 3-6 cm breed, met een gezaagde bladrand, een glimmend donkergroene bovenzijde en een lichtere onderzijde met sterhaartjes langs de nerven. De herfstkleur is oranje, oranjerood of goudgeel, afhankelijk van de standplaats en de pH-KCL van deze standplaats. De bloemen zijn groot en wit van kleur, 6 tot 12 cm in diameter, met vijf witte bloembladen en talrijke witte, gele of paarse meeldraden met gele helmhokjes. Deze makker bloeit aan het begin of in het midden van de zomer. De soort kent twee vars. De var. ovata heeft bloemen met een diameter tot 8 cm en witte of gele meeldraden; de var. grandiflora heeft zeer grote bloemen met een diameter tot 12-14 cm en paarse meeldraden; een beauty!
*(Cav) staat voor Antonio José Cavanilles (1745-1804), een Spaanse professor in de botanie aan de universiteit van Madrid, die veel nieuwe species beschreven heeft, waarna Linnaeus deze beschrijving overgenomen heeft in zijn boek Species Plantarum (1753). Een aantal andere botanici die in afkortingen achter de Latijnse namen vermeld staan, zijn al in vorige delen van het feuilleton beschreven.


Stewartia pseud. var. koreana stam
Stewartia pseud. var. koreana stam

Stewartia pseudocamellia (Maxim)

Als er gesproken wordt over de bekendste species, dan is het zonder twijfel deze, de makker uit Japan en Korea. Of beter gezegd: Stewartia pseudocamellia var. japonica uit Japan en Stewartia pseudocamellia var. koreana uit Korea. Want er zijn duidelijke morfologische verschillen tussen deze twee species, of het nu gaat om de herfstkleur, de zigzaggende takken of de vorm van de bloem.


Stewartia pseudocamellia var. japonica (Nakai)

Deze species is inheems in Japan en komt van nature voor in het zuiden van de eilanden Honshu, Kyushu en Shikoku en een kleine populatie in Korea. Deze laatste populatie is meegenomen door de Japanners die eeuwenlang delen van Korea als eigendom bezet hielden. Het is een middelgrote bladverliezende boom, 10 tot 15 m hoog, met uitzonderingen tot 18-19 m, met een breed piramidale kroon. In zijn natuurlijke omgeving is hij vaak meerstammig met laag vertakte gesteltakken. De schors is op jonge leeftijd glad van structuur en naarmate de planten ouder worden sterk afschilferend. De species krijgt daardoor een camouflageachtig of gevlekt uiterlijk met patronen van dof oranje, olijf en donkergroen, bruin tot groenbruin gemengd met grijs. De twijgen zijn roodbruin en grijs gevlekt en zonder beharing. De species draagt diepgroen gekleurd blad en is ovaal tot omgekeerd eirond van vorm. De bladeren zijn 4 tot 12 cm lang en 2,5 tot 5 cm breed, verspreid staand met fijn gezaagde bladranden. In de herfst wordt het blad schitterend geel, goudgeel, oranjegeel, rood of paars. De bloemen zijn tot 6 cm breed, met vijf witte petalen met oranje meeldraden. De bloemen van alle Stewartia's lijken sterk op de bloeiwijze van neef/nicht Camellia: rond en plat tot enigszins hol. De bloeitijd is in juni tot eind augustus. Van elke bloem op zich is de bloei van korte duur, maximaal vijf tot zeven dagen, maar er worden heel veel bloemen geproduceerd die gedurende vele weken achtereen opengaan. De vrucht is een bruine doosvrucht met vier of vijf hoeken, zoals bij de andere soorten. Van de soort zijn een aantal cv's gewonnen door bekende kwekers/selecteurs en arboreta, zoals arboretum Wespelaar, dat een selectie vernoemd heeft naar Harold Hillier van de gelijknamige en wereldberoemde Engelse boomkwekerij in Ampfield in het graafschap Hampshire. Arboretum Wespelaar is een schitterend 20 ha groot arboretum in Wespelaar in de Belgische provincie Vlaams-Brabant. Het is een uitbreiding van het domein Herkenrode, dat net ten zuiden ervan ligt.


De species krijgt daardoor een camouflageachtig of gevlekt uiterlijk, met patronen van dof oranje, olijf en donkergroen, bruin tot groenbruin gemengd met grijs

Stewartia pseudocamellia var. koreana

De Koreaanse species is een kleinere uitgave van zijn Japanse broer, een middelhoge meerstammige boom of grote struik tot 10-12 m hoog, met een breed piramidale kroon die uiteindelijk ovaal wordt. De gladde, grijze tot grijsbruine bast is dun afschilferend en toont dan de beige, oranje, kaneelbruine tot paarsbruine onderbast. Hierdoor ontstaat een zeer decoratieve stam. De takken en twijgen zijn roodbruin en grijs gevlekt en hebben de voor deze species zeer specifieke zigzagvorm met een afgeplatte top.
De bladeren zijn tot 12 cm lang en tot 5 cm breed, verspreid staand met fijn gezaagde bladranden. In de herfst kleurt het blad fraai oranje tot oranjerood. De alleenstaande bloemen openen vanaf eind juni tot in juli-augustus. De bloemen zijn wit met gele meeldraden en zijn groter, tot ca. 8 cm in doorsnede, en platter dan bij zijn Japanse broer. Na de bloei volgen houtige doosvruchten. Deze springen in vijf segmenten aan de top open.


Tot zover mijn presentatie van een aantal cv's van de soort pseudocamellia. Voor de overige soorten van dit fantastische geslacht, zoals rostata, serrata en sinensis, is de ruimte te beperkt.

Afsluitend

Veel boombeheerders en bezitters van wat grotere tuinen weten niet wat ze missen totdat ze zich in dit geweldige geslacht verdiepen en de bijzondere verschillen tussen de soorten eens nader bestuderen. Het zijn zeer fraaie verschijningen met meer dan fantastische bloemen en schorspatronen. Reden om aandacht te schenken aan dit bijzondere genus en om de omgeving ermee te verrijken!


Groet, JP

Het geslacht Stewartia

Binnen de systematische indeling van het Regnum Vegetabile - het Plantenrijk - behoort het geslacht Stewartia tot de orde van de Ericales en daarbinnen tot de familie van de Theaceae, anders gezegd de theefamilie. De hoofdpersoon van dit deel van het feuilleton, het geslacht Stewartia, kent 32 soorten. De meeste soorten hebben een wijd verspreid natuurlijk verspreidingsgebied, in vochtige bergbossen in Oost-Azië, China, Japan, Korea, Laos, Myanmar, Thailand en Vietnam. Een tweetal soorten komt van oorsprong voor in de rijke rivierbossen in het zuidoosten van Noord-Amerika, de staten Virginia en Kentucky, tot in Florida en Louisiana.
Stewartia wordt het eerst beschreven in 1687 in de VS, door dominee John Clayton in zijn boekwerk 'Account of Virginia'. Rond 1735 wordt een eerste boom gekweekt door de Engelse natuurhistoricus Mark Catesby en deze makker bloeit voor de eerste keer in 1742. Nakomelingen van deze eerste boom komen in het bezit van John Stuart, de derde graaf van Bute, een graafschap in Schotland, die bezig is een botanische tuin in Kew te bouwen. Inderdaad: deze John Stuart is de grondlegger van Kew Gardens. Het geslacht werd in 1753 door grootmeester Linnaeus beschreven op basis van herbariummateriaal, benaamd in zijn beroemde boekwerk 'Species Plantarum' en als eerbetoon aan John Stuart naar hem vernoemd. Vanwege een transcriptiefout kreeg Linnaeus de naam 'Stewart' door; hij spelde de naam als 'Stewartia' en bleef dat in al zijn volgende publicaties doen. Als een naam eenmaal gevalideerd is, blijft deze zoals hij is, ook al zit er een aanwijsbare en aantoonbare schrijffout in.
De bekendste species binnen de familie en dus een neef van de hoofdpersoon is Camellia sinensis, waarvan de bladeren worden gebruikt om de u welbekende ochtenddrank thee te produceren.

LOGIN   met je e-mailadres om te reageren.

REACTIES
Er zijn nog geen reacties.

download artikel

Tip de redactie

Meld je aan voor onze digitale nieuwsbrief.
GREEN OUTLET
Iedereen kan gratis kleine advertenties plaatsen via zijn eigen account.

ONDERDELEN
Archief
Dossiers
Green Industry Profile
OVER ONS
Over ons
Duurzaamheid & NWST
Contact
Het team
ADVERTEREN EN ABONNEREN
Fysiek abonnement
Digitaal abonnement
Abonneren nieuwsbrief
Adverteren
Verschijningsdata
MEER
Redactionele spelregels
Algemene voorwaarden
Disclaimer
Privacy
Cookies
ONDERDELEN
OVER ONS
ADVERTEREN EN ABONNEREN
MEER