Onderzoekers erkennen tanende wetenschappelijke rol van Nederland in urban forestry |
|
|
|
|
| 479 sec |
Prof. Van der Velde: 'We moeten een stap zetten én internationale onderzoeken toegankelijk maken voor de praktijk'
Nederlandse onderzoekers publiceren nauwelijks meer in wetenschappelijke tijdschriften op het gebied van stadsbomen, ofwel urban forestry. Vakblad Boomzorg stelt enkele wetenschappers en onderzoekers de vraag: hoe droevig is het gesteld met de wetenschappelijke rol die Nederland speelt op het wereldtoneel? Leendert Koudstaal, boombeheerder bij de gemeente Den Haag, luidt in elk geval de noodklok: 'Als het op deze manier doorgaat, doet straks de laatste wetenschapper het licht uit.'
De vakbladen Boomzorg en Stad en Groen onderzochten het aandeel van Nederlandse onderzoekers in drie internationale tijdschriften. Dit bedroeg 3 procent in de vakbladen Urban Forestry & Urban Greening en 0 procent in de twee andere tijdschriften. |
De redactie van de vakbladen Boomzorg en Stad en Groen deed vorig jaar een telling van het aantal publicerende Nederlandse onderzoekers in jaargang 2017 van drie wetenschappelijke vakbladen: Urban Forestry & Urban Greening, Arboriculture & Urban Forestry en Arboricultural Journal.
In Urban Forestry & Urban Greening stonden 132 wetenschappelijke onderzoeken die relevant zijn voor ons vakgebied. Aan deze onderzoeken hadden 561 onderzoekers gewerkt uit 48 verschillende landen. Hierbij waren maar acht Wageningse wetenschappers, oftewel 3 procent. In de andere twee wetenschappelijke tijdschriften kwamen Nederlandse wetenschappers helemaal niet voor.
|
Kuppen: 'Door minder vertalingen van internationaal onderzoek is de koppeling met de praktijk minder goed dan vroeger'
| |
|
Terug naar het algemeen belang
Leendert Koudstaal, adviseur boombeheer bij de gemeente Den Haag: 'Ik loop al een poos mee in de bomenwereld. Pakweg 35 jaar geleden had Nederland een grote naam op het gebied van internationaal onderzoek naar bomen. Wageningen Universiteit liep voorop met de veredeling van bomen in haar onderzoeksinstelling De Dorschkamp en met het stadsbomenonderzoek. Bij De Dorschkamp liepen in die tijd 110 onderzoekers rond. Ook Staatsbosbeheer deed nog actief onderzoek naar de beste bomen. Vandaag de dag hebben we bij de aanplant van straat- en laanbomen nog altijd profijt van de onderzoeken die in het verleden zijn gedaan naar sortiment, iepziekte, groeiplaatsen en asfalt bij bomen. Er is nog steeds volop te onderzoeken, onder andere bomen voor klimaatadaptatie in steden. Ook kunnen oude onderzoeken geactualiseerd worden.'
Hypothese: aandeel van 3 procent waarschijnlijk
Professor René van der Velde bekleedt sinds vorig jaar een research fellowship urban forestry aan de TU Delft. Hij reageert allereerst op de telling die Boomzorg en Stad en Groen hebben uitgevoerd: 'De vakbladredactie heeft een selectieve keuze uit wetenschappelijke tijdschriften gemaakt en ook nog over een periode van slechts één jaar.' Van der Velde houdt ongeveer vijftien verschillende journals in het vizier. Hij benadrukt ook dat er een verschil is in de ranking van journals, bijvoorbeeld op basis van het aantal andere wetenschappers dat artikelen uit een journal citeert. 'Uit de SJR (SCImago Journal Ranking) is wél gebleken dat Urban Forestry & Urban Greening een hoge ranking kent en ook dat de impactfactor van Arboriculture and Urban Forestry relatief hoog is. Beide staan in de top 50 van de SJR-ranking. Je kunt hier vanuit wetenschappelijk oogpunt geen onderbouwde conclusie aan verbinden, maar desalniettemin zou ik de hypothese aandurven dat het percentage van 3 representatief is voor het onderzoeksaandeel van Nederland op het wereldtoneel. Ik durf ook de hypothese aan dat dit percentage in voorgaande periodes veel hoger was, alleen al omdat het aantal mensen en de hoeveelheid middelen op het gebied van onderzoek naar urban forestry in Nederland al decennia tanend zijn. We hebben dan ook een stap te zetten.'
Tekst loopt verder onder de afbeelding
-
Henry Kuppen
-
René van der Velde
|
Onderzoek voor algemeen belang
Henry Kuppen is directeur van onderzoeks- en adviesbureau Terra Nostra: 'Eén verklaring voor het geslonken aandeel van Nederland op het gebied van urban forestry-onderzoek is de veranderde financieringsstructuur van onderzoek in Nederland. Vroeger werd onderzoek standaard door de overheid bekostigd. Ook met de opheffing van het Productschap Tuinbouw is een stuk financiële zekerheid weggevallen. Nu zijn bedrijven vaak de financieringsbron. Vanwege commercie zijn er altijd belangen in het spel. Wetenschappelijke onderzoeken waar we als collectieve gemeenschap wat aan hebben, zijn hierdoor vaak lastig op te zetten binnen de huidige financieringsstructuur. Want soms komt er uit een wetenschappelijk onderzoek niks voort, of is het resultaat niet direct toepasbaar voor de markt. De landelijke overheid en De Dorschkamp namen dit soort taken wel op zich.'
Oogst-fonds door Nederlandse gemeenten
Het is volgens Kuppen dan ook een goede zet geweest van de grote steden, die zijn verenigd in de Intergemeentelijke Studiegroep Bomen (ISB), om het Oogst-fonds op te richten. Het geld dat zij hier structureel in gaan storten, willen ze besteden aan langetermijn-bomenonderzoek dat het algemeen belang dient. Koudstaal is voorzitter van de ISB. Hij vertelt: 'Toen het Productschap Tuinbouw in 2014 werd opgeheven, was het vijf voor twaalf. De gemeenten Den Haag en Amsterdam zijn toen op eigen titel gaan investeren. Den Haag heeft 2,5 ton gestoken in een zoektocht naar veredelingsmethoden voor gezonde paardenkastanjes, Amsterdam heeft 3,5 ton geïnvesteerd in groeiplaatsonderzoek. Samen hebben deze steden onderzoek naar populieren en essentaksterfte laten doen en onderzoek naar iTree geïnitieerd. Gelukkig volgden er nog veertien gemeenten voor het iTree-onderzoek. Dit investeringsinitiatief resulteerde in het vorig jaar gelanceerde Oogst-fonds, waarin per boomaankoop en per groenproject een afdracht naar de Oogst-fondspot gaat.'
|
Koudstaal: 'Eerst de afdracht aan het Oogst-fonds vastleggen in inkoopvoorwaarden, daarna pas juichen!'
| |
|
Isabelle Diks, Tweede Kamerlid voor Groen Links, is voorzitter van het Oogst-fonds. Ook de burgermeesters van de deelnemende gemeenten hebben zich achter het Oogst-fonds geschaard; ze waren allemaal aanwezig bij de presentatie van de onderzoeksresultaten rondom iTree op 14 februari in Utrecht. 'We hebben deze ambassadeurs hard nodig om onderzoek naar bomen en groen op de bestuurlijke agenda te krijgen. We mogen niet achterover leunen, want we zijn er nog niet', waarschuwt Koudstaal. 'Veel deelnemers moeten de afdracht nog regelen in hun inkoopvoorwaarden. Vanaf juni gaan gemeenten weer bomen kopen en aanbesteden; dan moet iedereen zijn zaken op orde hebben!'
Onderzoek gefinancierd door marktpartijen
Kuppen vindt dat onderzoek dat gefinancierd is door het bedrijfsleven ook nuttig is: 'Door de gegarandeerde financiering die Wageningen Universiteit vroeger kreeg van de centrale overheid, deed men daar nogal eens onderzoek zonder zich eerst af te vragen wat de praktijk eraan had. Terra Nostra werkt vanuit een concrete vraag en wil wetenschap aan de praktijk koppelen.' Fons van Kuik, onderzoeker bij Wageningen Universiteit, is het hier overigens niet mee eens: 'Dit klopt niet. Al het onderzoek dat Wageningen Universiteit in het verleden heeft gedaan, werd ondersteund door de boomkwekerijsector. Begeleidingscommissies bepaalden welk onderzoek nodig was en welk niet.'
Overheid en bedrijfsleven samen
De centrale overheid investeert nog wel, maar eerder projectmatig en in de vorm van publiek-private samenwerking (PPS). Kuppen: 'Door het toenemende aantal PPS-projecten hebben we enkele malen met Wageningen Universiteit samengewerkt. Ik zag dat zij leren om onderzoek te doen door een gerichte vraag te beantwoorden. Een goede ontwikkeling, lijkt mij.'
Over de grenzen kijken
Kuppen: 'Er wordt minder wetenschappelijk gepubliceerd over urban forestry door Nederlandse onderzoekers, maar dat komt ook doordat gelden nu veel vaker Europees gelabeld zijn. Wageningen Universiteit zit nog steeds niet stil, maar doet vaker mee aan Europese en internationale onderzoeken. Misschien is het vijf voor twaalf voor wat betreft onderzoek in eigen land, maar als je op wetenschappelijk niveau zit, kijk je altijd over de landsgrenzen heen. Ik heb dan ook niet het gevoel dat wij iets missen. We hebben in Nederland natuurlijk onze eigen grondslag, klimaatomstandigheden en situaties in steden. Maar er is genoeg kennis in het buitenland die wij in Nederland toepasbaar kunnen maken, of waar wij op voort kunnen borduren. Ik denk dat Nederlandse onderzoekers altijd internationaal actief blijven, ook op het gebied van urban forestry. Maar omdat er minder vaak vertalingen verschijnen van internationale onderzoeken, is de koppeling met de praktijk minder goed dan vroeger.'
Nederland is uniek
Van der Velde is het daarmee eens, maar wil tegelijkertijd flink trekken aan het kennisniveau van en voor Nederland zelf: 'Er worden internationaal veel interessante onderzoeken gedaan. Het is aan ons om deze onderwerpen toegankelijk te maken voor de Nederlandse markt, beheerders en eindgebruikers. De kennis in landen zoals Engeland en Duitsland is in veel gevallen toepasbaar in Nederland, omdat men daar vaak vergelijkbare situaties kent. Maar daarnaast moet er specifiek onderzoek gedaan worden voor gebieden in Nederland die uniek zijn. Nederland kent laaglandsteden. De ondergrond van steden kan hier nat en zompig zijn. Andere factoren die urban forestry in Nederland uniek maken: vaak staat alles bijzonder dicht op elkaar in onze steden, de groenstructuur is compact, de buitenruimte in meervoudig gebruik, en is er sprake van een complexe waterhuishouding. Bovendien moeten we het kennisniveau redden omdat wij een echt groen land zijn, met veel bomen en planten. Daarachter zit een enorme industrie, maar ook een groot technisch vernuft dat we door de jaren heen ontwikkeld hebben op het gebied van ruimtelijke en technische innovaties. Deze innovaties zouden we meer naar een wetenschappelijk niveau moeten (kunnen) brengen.'
Tekst loopt verder onder de afbeelding
| Fons van Kuik |
|
|
Andere vormen van kennisdeling
WUR-onderzoeker Van Kuik: ‘Ik heb in het verleden veel praktijkonderzoek gedaan voor telers en gepubliceerd in vakbladen. Die waren vooral op mijn vakgebied ziekten en plagen van houtige gewassen. De focus lag niet op wetenschappelijk publiceren, maar om kennis te delen en bruikbaar te maken voor de Nederlandse boomkwekerij. In de huidige tijd is de aandacht meer gericht op wetenschappelijke publiceren. Voor mij blijft het echter erg belangrijk om onderzoeksresultaten te vertalen naar de praktijk, naar Nederlandse eindgebruikers, boomkwekers, boomspecialisten en boombeheerders. Of het onderzoek nu in Nederland is gedaan of in het buitenland dat doet er in principe niet zo veel toe. De kunst is om de praktische betekenis van de onderzoeksresultaten te vertalen naar Nederlandse omstandigheden.
Van Kuik vervolgt: ‘Daarnaast ben ik natuurlijk een groot voorstander van meer wetenschappelijk onderzoek door onafhankelijke instituten zoals universiteiten. Ik juich het van harte toe dat er aan de TU-Delft een leerstoel urban forestry is gekomen. Vernieuwing zit vooral op de kruisvlakken van kennisgebieden. In dit geval is het raakvlak het (stedelijk) groen (Wageningen-UR) en stedelijk ontwerp (TU-Delft). Ik verwacht er veel van. Universiteiten hebben geen commerciële belangen en onderzoeksresultaten zijn daardoor betrouwbaar. Zij borgen onafhankelijkheid door kritische vragen te stellen, onderzoek te doen volgens wetenschappelijke richtlijnen en door een vraag van vele kanten te bekijken alvorens een conclusie te trekken. Zo had Wageningen UR een coördinerende rol in het tot stand komen van een Richtlijn Takbreuk Populieren en van het Protocol essentaksterfte. De samenwerking met marktpartijen verliep daarin overigens goed en zonder sentimenten van concurrentie. Het i-Tree onderzoek is ook een mooi voorbeeld van samenwerking. Stadswerk en VHG hebben onderzoek mogelijk gemaakt om i-Tree ook voor Nederland bruikbaar te maken. De uitvoering lag bij de deelnemende bedrijven en het verdiepende onderzoekswerk is gedaan door Wageningen UR. De basis is gelegd, het is gebleken dat i-Tree Nl goed bruikbaar is als instrument om de baten van bomen uit te kunnen rekenen. Doorontwikkeling is zeker nodig, we hebben vooral veel praktijkmetingen nodig om het i-Tree model te optimaliseren. We hebben grote vooruitgang geboekt in het onderbouwen wat bomen kunnen presteren op milieugebied en welbevinden van mensen.’
|
Van Kuik: 'Veel publicaties zijn reviews, resultaten van herschikkingen van eerder werk'
| |
|
Algemeen belang: meer citylabs nodig
‘Veel publicaties zijn reviews, resultaten van herschikkingen van eerder werk,’ zegt Van Kuik. ‘Op zich nuttig, daarnaast hebben we meer nieuwe onderzoeken nodig: nieuwe waarnemingen doen tijdens veldonderzoeken. De laatste jaren hoor je steeds meer over City labs, een belangrijke tussenstap tussen (fundamenteel) onderzoek en brede toepassing in de praktijk. Het voorzichtig uitproberen en testen van nieuwe ontwikkelingen in een breed samenwerkingsverband van bv. gemeenten, onderzoek, onderwijs, ondernemers/ bedrijven en waar mogelijk ook burgers. Ik verwacht veel van deze interactieve wijze van het doen van praktijkonderzoek. Wel met duidelijke spelregels, waaronder een duidelijk doelstelling en een proefopzet volgens wetenschappelijke richtlijnen. Dit onderscheidt een pilot van echt onderzoek. Hierdoor kun je onderbouwde conclusies trekken die als echte ijkpunten dienen. Er wordt bijvoorbeeld veel geschreven over klimaatbomen, klimaatbestendig inrichten van de openbare ruimte. Het zijn complexe vragen die niet 1-2-3 te beantwoorden zijn. Door het doen van veldmetingen kunnen we erachter komen hoe boomsoorten groeien onder verschillende omstandigheden. Door veel data te verzamelen kunnen we dan verbanden achterhalen en conclusies trekken. Dit kost tijd. Toch is dat nodig want als een boombeheerder een keuze moet maken voor een bepaalde boom dan is dat een keuze voor 20 jaar en hopelijk nog langer. We moeten weer denken in termen van algemeen belang. Dat soort onderzoek kost tijd: gebruikswaardeonderzoek duurt al gauw vijf jaar.’
Nog te vroeg om te juichen
Van Kuik: ‘De nieuwe leerstoelgroep en het Oogstfonds zijn gestart, deze ontwikkelingen stemmen me positief. Het Oogstfonds is specifiek bedoeld voor stedelijk groen én specifiek voor wetenschappelijk onderzoek. Dat is een strikte afbakening. Als deze financiële structuur echt goed van de grond komt dan ontstaat er weer ruimte voor meerjarig beleid en daaraan verbonden meerjarige onderzoeksprogramma’s op het gebied van stedelijk groen. Automatisch komen er dan ook meer wetenschappelijke publicaties’.
Tekst loopt verder onder de afbeelding
| Jelle Hiemstra |
|
|
Andere manieren van kennisdeling
Jelle Hiemstra, onderzoeker aan Wageningen Universiteit en projectleider van PPS-projecten, geeft toe dat er maar een schijntje over is van het aantal urban forestry-onderzoekers in vergelijking met vroeger. Maar hij stelt duidelijk dat de onderzoekers die er nog wel zijn vaak publiceren: 'Gelukkig gebeurt er in Wageningen nog heel wat op urban forestry-onderzoeksgebied. Een paar voorbeelden: onlangs promoveerde Wiebke Klemm op een proefschrift over ontwerprichtlijnen voor klimaatbestendig groen in de stedelijke omgeving: Clever and Cool. Vijf hoofdstukken daarvan zijn gepubliceerd in internationale wetenschappelijk tijdschriften. Vorig jaar gaf Springer Verlag een boek uit onder de titel The Urban Forest, met daarin zeker drie hoofdstukken waaraan Wageningse onderzoekers hebben bijgedragen, onder wie ikzelf. In de PPS-projecten De Groene Agenda en Ecosysteemdiensten van Bomen en Groen in de Stad is veel werk gemaakt van het ontsluiten van de recente wetenschappelijke ontwikkelingen rondom urban green en de baten daarvan. Daarnaast hebben meerdere collega's waaronder ikzelf de afgelopen jaren toch ook wel in wetenschappelijke tijdschriften gepubliceerd over onderwerpen rondom urban green. Nederlandse opdrachtgevers vragen bovendien eerder om kennisdeling in de vorm van leaflets en brochures, websites of protocollen. Men geeft de voorkeur aan duidelijke communicatie, rechtstreeks naar de doelgroep, boven publicaties in wetenschappelijk tijdschriften. Mijn conclusie luidt dan ook dat Nederlandse onderzoekers, onder wie ikzelf, nog altijd relevante onderzoeken doen op het gebied van urban forestry, maar dat wij niet altijd meer publiceren in wetenschappelijke bladen. Ikzelf heb echter nog nooit zoveel presentaties gegeven over urban forestry als de afgelopen jaren. We zitten dus zeker niet stil.'
Koudstaal sluit af met een gewetensvraag: 'Het is zaak om een constante geldstroom voor onderzoek te waarborgen. Voor Den Haag geldt een vervangingswaarde van alle straatbomen van 300 miljoen euro. Voor alle Nederlandse steden is dat 30 miljard! Hoe kan het dat we momenteel nog geen 0,01 procent daarvan investeren in onderzoek?'
LOGIN met je e-mailadres om te reageren. |
|
|
Er zijn nog geen reacties. |
Tip de redactie
|
|
Iedereen kan gratis kleine advertenties plaatsen via zijn eigen account.
|
|
|
|