| |||||||||||
Leveren normen meer groen op of ... meer normen? De laatste jaren zijn er nogal wat nieuwe bomennormen of rekentools geïntroduceerd. Boom- en groenbeheerders moet het daardoor soms bijna groen voor de ogen zien. Hebben we die normen nodig als sector en gaan deze echt meer groen opleveren, en van de juiste kwaliteit? Rondom dit thema discussieerden op 13 september ongeveer twintig beleidsambtenaren, ingenieursbureaus, politici en burgers met elkaar. Iedere weldenkende Nederlander zal het met ons eens zijn: we moeten vergroenen. En met name in onze steeds warmer wordende steden. Vooral bomen zijn daarbij als natuurlijke airco's van cruciaal belang. In de afgelopen tien tot vijftien jaar hebben we een fors aantal normen en rekentools ontwikkeld. Het Amerikaanse I-Tree is wat dat betreft een oudje. Met dit softwarepakket kun je berekenen wat jouw groen 'doet' en hoeveel het oplevert in keiharde euro's. TEEB, ofwel The Economics of Ecosystems and Biodiversiyt, is enigszins vergelijkbaar. Hiermee kun je beter inzicht krijgen in de waarde van groen. Niet alleen in economische zin, maar ook wat betreft maatschappelijke waarden, zoals woonplezier en gezondheid. TEEB en i-Tree zijn feitelijk natuurlijk geen norm, maar veel meer een rekentool, waarmee je de omvang en het effect van groen kunt meten. De laatste tijd worden eerder normen of richtlijnen geïntroduceerd. De inmiddels wereldberoemde richtlijn 3-30-300 is daarvan het bekendste voorbeeld. Daarnaast wordt ook gewerkt aan een landelijke bomennorm die vooral uitgaat van het boomkroonvolume. Bomen als zodanig zijn niet interessant. De winst voor de verkoeling van de stad wordt bepaald door het volume van de kroon. Hoeveel boomkroonvolume is er minimaal nodig voor een gezond leefklimaat voor mensen? VHG en NL Greenlabel kwamen recent met een plan om een groennorm te ontwikkelen. BoerBurgerBewegingBijzonder bij de 3-30-300-regel - inmiddels bijna zo'n gemeengoed, dat deze het zelfs gebracht heeft tot het programma van de BoerBurgerBeweging - is dat deze oorspronkelijk vooral ontwikkeld lijkt te zijn als een communicatietool. Wat hield deze regel ook alweer in? 3: iedereen moet vanuit zijn woning minimaal drie bomen kunnen zien; 30: een minimale boomkroonbedekking van dertig procent in buurten; en tenslotte 300: iedereen zou op driehonderd meter wandelafstand van zijn woning een groene verblijfsplek of park (van tenminste 1 hectare) moeten hebben. 3-30-300 is zo catchy en aansprekend, dat het een fantastisch vehikel is om burgers en politici te betrekken bij groen in de stad.Zeven ProcentDie norm echt te halen in Nederland is nog wel een dingetje. Volgens forumdeelnemer Joost Verhagen van Cobra Groeninzicht zou op dit moment slechts zeven procent van de Nederlandse panden voldoen aan deze norm. Een andere forumdeelnemer, Joeri Meliefste, is van ingenieursbureau Sweco. Hij omarmt de 3-30-300-richtlijn, maar wel met een dikke 'maar'. Meliefste zou een haalbare variant willen voorstellen, met minder nadruk op bomen en meer op de gelaagdheid van groen. Meliefste: 'Door de goede uitgangspunten te hanteren en niet blindelings stelregels over te nemen, zetten we samen de zo noodzakelijke cruciale stappen in het creëren van groene en gezonde steden en dorpen die zowel aantrekkelijk en biodivers als klimaatrobuust zijn.' Meliefste stelt voor om aan de hand van zijn opmerkingen te komen tot een landelijke groennorm.Een laatste nieuwe norm of aanzet daarvoor komt van het Norminstituut Bomen. Zij willen komen met de landelijke bomennorm met als belangrijkste meetlat: boomkroonvolume. Deze nieuwe bomennorm wordt door het Norminstituut in samenwerking met een aantal relevante partijen ontwikkeld. Waaronder Cecil Konijnendijk, bedenker van de 3-30-300 regel en diverse universiteiten. Deze nieuw te ontwikkelen norm werd dit voorjaar aangekondigd en zal voorjaar 2024 in een eerste vorm kenbaar worden gemaakt. SpraakverwarringEen discussie over bomennormen, die voor het grootste deel feitelijk nog niet ontwikkeld zijn, vraagt natuurlijk om een Babylonische spraakverwarring en dat is ook precies wat er dreigt te gebeuren als ik de twintig forumdeelnemers, die met compleet verschillende achtergronden aan tafel zitten confronteer met de belangrijkste vragen van het forum. Maar gelukkig is daar Bomenwacht-medewerker Ronald van den Brink, die wat licht in de duisternis brengt. Volgens Van den Brink kun je grofweg twee soorten normen onderscheiden: aan de ene kant technische normen, zoals die bijvoorbeeld te vinden zijn in het Handboek Bomen, de richtlijnen van het CROW of de diverse NEN-normen; normen zoals bijvoorbeeld de landelijke Bomennorm gaan een paar stappen verder en geven eerder een ambitieniveau aan. De normen van Groenkeur gaan dan vooral weer over de kwaliteit van de uitvoering.VakmanschapHarold Schoenmakers is bij het forum aanwezig namens het Platform Boomspecialisten van Koninklijke VHG. Voor hem is het zaak om normen vooral niet heilig te verklaren en altijd te beschouwen in relatie tot vakmanschap.Over die praktische of technische bomennormen is makkelijker te praten dan over ambitienormen. Wat daarbij opvalt, is dat we vooral de problemen lijken te zien van de toepassing van die normen in de praktijk. Lucy Bathgate is van een Tilburgs burgerinitiatief. Zij vertelt bijvoorbeeld over het conflict tussen bomen en kabels en leidingen en wat dit betekent voor de vergroening van de stad.
Aan tafelMaarten van Atten drukt zich wat diplomatieker uit, maar zegt feitelijk hetzelfde: 'Groen zit niet aan tafel.'Volgens Verhagen hoeft dit overigens niet te zo zijn. Zijn bedrijf Cobra won recent een rechtszaak tegen een grondroerder over het beschadigen van bomen. Diezelfde grondroerder nam recent contact op. Niet om verhaal te halen, maar om te kijken of de data van Cobra met betrekking tot kroonprojecties te combineren zouden zijn met de standaard KLIC-melding. Dat zijn mooie voorbeelden waaruit blijkt dat groen en grijs wel degelijk met elkaar kunnen communiceren. Verhagen: 'Waarom staan bomen en kroonprojecties niet standaard op de KLIC? Volgens de groene sector kan dat niet, maar dat leggen wij ons toch zelf op! Het mag juridisch en het kan praktisch.' WatjesVoor Joost Verhagen, die overduidelijk zijn best doet om wat peper in de discussie te brengen als hij constateert dat groenmensen eerder de problemen zien dan de oplossingen, zou dit ook cultureel bepaald zijn. Verhagen stelt de retorische vraag: 'Als de afdeling Infra meldt dat in een bepaalde straat nog een halve meter overblijft, nadat het riool en kabels en leidingen hun plekje hebben gekregen, zijn groenbeheerders zulke watjes dat ze daar serieus mee aan de slag gaan. Terwijl dat natuurlijk niet kan.' Voor Verhagen moeten groenbeheerders er gewoon aan wennen dat ze dan de opdracht teruggeven. Dat is precies wat een rioolboer ook zou doen. Als je geen plek hebt voor een riool, komt er geen riool. Waarom zou je dan wel een boom planten als er geen groeiplaats is?André Alting is raadslid GroenLinks van de gemeente Goes en bekijkt het vanuit zijn rol: 'Als ik voor de bouw van een bejaardenhuis ben waarvoor bomen gekapt moeten worden, ben ik dan tegen bomen. Nee natuurlijk niet. In iedere stad zijn beide nodig en soms is het inderdaad noodzakelijk om een of meerdere bomen te kappen'. Harold Schoenmakers is het daar hartgrondig mee eens: 'Daarom hebben wij de Bomen Effect Analyse ontwikkeld, om in dat soort gevallen een goede technische afstemming te maken. Herman Westland en Christiaan van Duijn zijn respectievelijk als senior beheerstechnisch medewerker groen en adviseur/toezichthouder bomen bij de gemeente Nieuwegein werkzaam. Herman Westland: 'Zo doen wij het al jaren. Als laatste redmiddel hanteren wij daarbij een financiële compensatie, maar liefst zo weinig mogelijk.' In Amsterdam zijn ze creatief gaan nadenken en is een tunnelbak onder de boom gemaakt waar kabels en leidingen doorheen lopen meldt Oosthoek. Op die manier zijn kansen te koppelen. We moeten niet tegenover elkaar staan, maar juist samen optrekken. CultureelIngewikkeld daarbij is dat groenbeheerders weinig instrumenten hebben om meer groen af te dwingen. Volgens Verhagen van Cobra is dat niet het geval voor ontwikkelaars. Verhagen: 'Ik zie dat ontwikkelaars heel graag de 3-30-300-regel in hun nieuw te bouwen wijken willen toepassen en zie wat dat betreft veel meer koudwatervrees bij groenbeheerders en de groene sector. Tinka Chabot is ecologisch hovenier in de gemeente Arnhem. Zij ziet voor haar eigen stad vooral dat het glas heel erg leeg is. Er is, aldus Chabot, veel mis bij de aanleg van groen in Arnhem. Volgens Chabot gaan de gemeente Arnhem en de uitvoerende aannemers onzorgvuldig met het Arnhemse groen. Dat Arnhem tegelijk ook goed scoort in allerlei lijstjes is volgens Chabot pure mazzel en te verklaren doordat bossen en parken in Arnhem tot bijna in het centrum komen. Harold Schoenmakers is het daar hartgrondig mee oneens: 'Als je alleen kijkt naar groen en blauw in en om de stad, dan is Arnhem de aantrekkelijkste grotere stad van Nederland om in te wonen. Schoenmakers refereert daarbij aan het laatste jaarlijkse onderzoek 'Atlas voor gemeenten' van onderzoeksbureau Atlas Research.
Normen zijn nodigMelanie Brunings is werkzaam bij het Norminstituut Bomen. Zij is van mening dat normen nodig zijn en dan zowel technische normen, die onder andere in het Handboek Bomen, maar ook in Groenkeur Boomverzorging zijn opgenomen, als de meer bredere normen, die tot doel hebben om de vergroening van een stad aan te jagen. Ook Brunings ziet dat normen belangrijk zijn bij overlegsituaties. Dat is de manier waarop de grote wereld werkt. Riool en infra werken ook met strikte normen. Waarom zou dat voor groen anders zijn?Verhagen is het daar hartgrondig mee eens. 'Groen heeft de sleutel in de handen en moet ervoor zorgen dat het een volwaardiger gesprekspartner wordt. Daar hoort ook bij dat groenmensen een goede opleiding hebben genoten en gewapend zijn met stevige normen.' Dick Oosthoek hierover: 'Je moet daarom elkaars taal spreken. Om die reden is de NEN 2767 groennorm ontwikkeld, waarvan recent de eerste inspecteurs zijn opgeleid. De NEN 2767 conditiemeting gebruikt de infra om haar investeringsagenda te maken, daar kan groen nu bij aansluiten'. Brunings: 'Zeventig procent van de verkoeling in een stad kun je op het conto van bomen schrijven. Zonder bomen wordt de stad onleefbaar.' BuitenwereldTegelijkertijd mag je concluderen dat de discussie over bomennormen op dit moment vooral ook nog een interne discussie binnen de branche is. Bij de discussie zijn André Alting en Lucy Bathgate als respectievelijk politicus en oprichter van een Tilburgs burgerinitiatief aanwezig. Beiden kenden de discussie niet, maar vooral Bathgate is met name geïnteresseerd in de visie van de vakwereld op de rol van eigenaarschap van de burger voor groen. Bathgate vertelt daar in ieder geval met veel enthousiasme over. Voor het Tilburgse Spoorpark is dit in haar visie de factor die verantwoordelijk is voor succes. Alting wil nog een stevige one liner meegeven: 'Ik vind dat je als ambtenaar en wethouder wel kritischer mag kijken of een plan wel past met het al bestaande groen. Is dat niet zo, dan zou mijn eerste reactie zijn: ''Gaat u maar terug naar de tekentafel".Kees Pijnappels is groenbeheerder bij de gemeente Oisterwijk en ziet, naast de grote voordelen, ook de nadelen van de inzet van burgers in groen. 'Burgers zijn geïnteresseerd in groen en willen graag iets doen, maar die interesse kan ook weer heel snel weg zijn.'
Tip de redactie |
|