| |||||||||||
Hoewel het RIVM-rapport laat zien dat er geen urgent milieuprobleem ontstaat door rubberkorrels, moeten er wel nieuwe manieren moeten worden gevonden om die korrels op een eenvoudige wijze op te ruimen. Dat stelt Recybem in een reactie op het vandaag gepubliceerde rapport over de milieu-impact van rubberkorrels in kunstgras. Zorgplichtdocument Recybem, regieorgaan voor de inzameling en recycling van autobanden, stelde zo'n tien jaar gelden vast dat infillkorrels buiten de velden terechtkomen, door wind, meedragen door spelers en onderhoudswerkzaamheden. Daarom stelden zij in samenwerking met de overheid een zogenoemd 'zorgplichtdocument' op, waarin wordt beschreven hoe de velden moeten worden aangelegd en welke good housekeeping-maatregelen nodig zijn om de verspreiding buiten de velden zoveel mogelijk te voorkomen. Onvoldoende impact Kees van Oostenrijk, directeur van Recybem: 'Blijkbaar heeft dit nog onvoldoende impact gehad. Het infill wordt niet goed opgeruimd. Verspreiding van infillmateriaal is niet wenselijk, of dit nu kurk (behandeld met chemicaliën), TPE (plastic), EPDM (kunststof) of SBR (gemalen autoband) is. Hoewel dit niet leidt tot gevaar voor mens of dier, zorgt het wel voor milieudruk, zoals het RIVM aangeeft. De infill komt in de bermen terecht en dit is dus een vorm van verontreiniging die op een gegeven moment moet worden opgeruimd. Wij zijn al enige tijd in gesprek met experts om nieuwe manieren te bedenken waarmee we verenigingen en terreinbeheerders kunnen helpen infill uit de bermen te verwijderen.' Zijn organisatie wil hierover het gesprek aangaan met aannemers, veldeigenaren en terreinbeheerders, aangezien zij volgens Recybem uiteindelijk verantwoordelijk zijn voor aanleg en onderhoud van de velden en de infill. Vraagtekens Het RIVM-rapport gaat ook in op de aanwezigheid van zink in het milieu door de rubberkorrels. Op sommige plekken zijn zinkwaarden gemeten die hoger liggen dan de norm. Recybem stelt wel vraagtekens bij de wijze van meten. Van Oostenrijk: 'De bodemmonsters bevatten maximaal 3,5% rubberkorrels, blijkt uit het rapport. Vervolgens is de bodem met rubberkorrels en al gemeten op de aanwezigheid van zink, maar hierdoor is het zink in de rubberkorrels zelf gemeten. De grond is niet eerst gezeefd voordat er werd getest. Dit zegt dus nog steeds niks over de mate waarin zink daadwerkelijk in de bodem zelf terecht komt. Wij weten van diverse eerdere onderzoeken van gemeenten dat bij goed aangelegde velden geen zink in de bodem onder de velden terecht komt. Verder is in het Stowa-onderzoek duidelijk geworden dat het water in de sloten rond de velden en het grondwater geen meetbare sporen van zink of andere metalen bevatten. Dit lijkt dus een beheersbare situatie, zeker als de korrels zelf uit de bermen worden verwijderd.' Onterechte focus Recybem heeft moeite met de volledige focus op infill van het type SBR, terwijl ook andere infillsoorten zouden moeten worden beoordeeld. 'Met TPE worden microplastics in het milieu verspreid. Bovendien is er aardolie voor nodig om TPE-korrels te maken. Dit leidt ook tot veel uitstoot van CO2. Hetzelfde geldt voor EPDM-korrels. Kurkkorrels worden met chemicaliën behandeld zodat ze niet direct rotten. In alle gevallen valt er veel te onderzoeken, maar dat gebeurt niet. Wat we wel weten is dat het hergebruik van SBR zorgt voor zo'n 20 miljoen kilo minder CO2-uitstoot en de recycling van ongeveer 2 miljoen kilo staal. SBR-korrels kunnen bovendien na gebruik opnieuw worden gebruikt. Hier is dus sprake van circulariteit. Daarnaast is SBR veel goedkoper dan ieder ander type infill en zijn de speleigenschappen beter. Door alle negativiteit rond dit product zouden we weleens het kind met het badwater weg kunnen gooien en wij vragen ons af of je dat echt moet willen. De alternatieven zijn veel duurder, terwijl ze geen milieuwinst opleveren', stelt Van Oostenrijk. Bron: Recybem
Tip de redactie |
|